Franse Revolutie (1789-1799)

Franse Revolutie (1789-1799)

 

De Franse Revolutie was een politieke omwenteling in het laatste decennium van de 18e eeuw waarbij de Franse monarchie werd vervangen door een republiek. Constitutionele en ideologische veranderingen gingen gepaard met burgeroorlog en terreur. De macht en de privileges van adel en geestelijkheid werden teruggedrongen ten gunste van de geletterde burgerij. De onderste bevolkingslaag werd er niet beter van. De revolutie ontketende een periode van oorlog in Europa die 23 jaar lang zou doorwoeden omdat veel andere Europese regimes een bedreiging voor henzelf in deze ontwikkeling zagen, en met reden. De grootste van deze oorlogen staan bekend als de zes coalitieoorlogen. Zie hiervoor bijvoorbeeld Eerste Coalitieoorlog.

Als beginpunt geldt juni 1789, toen na meer dan 175 jaar de Staten-Generaal bijeen werden geroepen en op 14 juli het munitiedepot en gevangenis van Parijs, de Bastille, werd bestormd. Als einde van de revolutie beschouwt men de staatsgreep van 18 Brumaire in 1799 van Napoleon Bonaparte.

Soms wordt de naam “Franse Revolutie” ook gebruikt voor een langere periode, waarbij de napoleontische tijd (1799-1815) wordt inbegrepen. Na Napoleons nederlaag in de Slag bij Waterloo in 1815 kwam het koningshuis weer aan de macht in Frankrijk (de Restauratie). De Franse Revolutie heeft echter blijvende sporen nagelaten, zowel in Frankrijk als in Europa.

 

Het Ancien Régime had zichzelf gedurende de 18e eeuw steeds verder uitgehold en implodeerde uiteindelijk tijdens verwoede pogingen hervormingen door te voeren, die telkens op hevige tegenstand van de geprivilegieerden stuitten.

De voornaamste grieven van de verschillende standen waren:

  1. Op sociaal gebied hadden de klassentegenstellingen zich zonder ophouden verscherpt. De burgerij verwierp de vele privileges van de adel en de hogere geestelijkheid; de boeren verzetten zich tegen de feodale rechten, tegen de tienden en andere heffingen ten voordele van de grootgrondbezitters. De eisen van de burgerij kwamen tot uiting in de Cahiers de doléances die de steden in 1789 meegaven aan hun vertegenwoordigers in de Staten-Generaal.
  2. Ondanks de economische groei van de 18de eeuw bleven bevoorradingscrises en de voortdurende stijging van de voedselprijzen het dagelijks leven van de gewone mensen domineren. Noch de plattelanders (die 85% van de bevolking uitmaakten) noch de stedelijke ambachtslui en arbeiders zagen hun situatie verbeteren.
  3. Ondertussen had een nieuwe filosofische stroming sinds het midden van de 18de eeuw Frankrijk veroverd. De Verlichting stelde de rationaliteit van de gedachte tegenover de autoriteit van de traditie. Uit de “ideeënstroom” die met deze beweging gepaard ging werd een gepopulariseerde ‘revolutionaire’ ideologie geboren. De overtuiging dat iets moest veranderen, drong tot steeds bredere kringen door.
  4. De koning handelde – volgens de adel – niet legitiem: door zijn pogingen om de adellijke voorrechten te verminderen, de rechtspraak en het bestuur te vereenvoudigen, wegen aan te leggen, en de belastingen gelijkmatig te spreiden, had Lodewijk XV zich de vijandschap van de adel en de adellijke Parlementen op de hals gehaald. Vanaf 1750 brak een gevecht los tussen de koning en de adellijke Parlementen – de feitelijke aanloop tot de Revolutie, vrijwel 40 jaar vóór de officiële datum. Chateaubriand noteerde “Les patriciens commen­cèrent la Révolution, les plébéiens l’achevèrent” – de edelen begonnen de Revolutie, het gepeupel maakte ze af. Het conflict, met wisselende successen aan beide kanten, resulteerde na 48 jaar, onder Lodewijk XVI in een totale blokkering van het staatsapparaat, de onmogelijkheid om adequaat belastingen te heffen, en een bankroet. De historicus Michel Antoine legt de kiem van dit geleidelijk aanzwellend conflict, dat hij kwalificeert als een juridische staatsgreep, bij de beslissing van de Regent in 1715 om de door Lodewijk XIV gemuilkorfde Parlementen het remonstrantierecht terug te geven.
  5. De ultieme aanleiding was het financiële bankroet van de Staat vanaf 1787. De staatsschuld van Frankrijk was minder belangrijk dan bv. die van Engeland, maar de koning had niet het gezag adequate belastingen te heffen of nieuwe schulden aan te gaan zonder toestemming van het Parlement. De opeenvolgende koninklijke ministers bedachten steeds krampachtiger oplossingen, maar konden de Parlementen niet omzeilen. Bekwame staatslieden als Jacques Necker en Calonne waren machteloos. Een fiscale hervorming die de tot dan vrijgestelde standen – adel en geestelijkheid – zou doen bijdragen in de kosten van de Staat werd vaker voorgesteld, maar was onrealiseerbaar – wetshervormingen moesten passeren via de adellijke Parlementen, die de Staat effectief verlamden. Verslagen door de adel riep de Koning in 1789 de Staten-Generaal bijeen, waarvan het volk en de Directeur-Generaal van de Schatkist Jacques Necker, inmiddels Minister van Staat, een oplossing verwachtten. Een zware misrekening, want de Derde Stand van de Staten-Generaal riep zich meteen uit tot Assemblée Nationale en nam het heft in handen door het handig opzwepen van het grauw. De adel had de Revolutie gestart, maar was nu de controle kwijt aan de Derde Stand.

Bron: Wikipedia

 

 

 

Meer informatie over de Franse Revolutie op deze site:

 

Wat is de Derde Stand? door Abbé Emmanuel Joseph Sieyes (1789)

Eed in de Kaatsbaan (Jean-Sylvain Bailly, 20 juni 1789)

Décret sur L’abolition du régime féodal, Assemblée Nationale (11 augustus 1789)

Déclaration des droits de l’homme et du citoyen, De Lafayette (26 augustus 1789)

Constitution civil du Clergé, Assemblée Nationale (12 juli 1790)

Reflections on the Revolution in France door de liberale conservatief Edmund Burke (1790)

Les Droits de la Femme et du Citoyen door Olympe de Gouges (1791)

Debat over de afschaffing van de monarchie, Assemblée Nationale (21 september 1792)

 

Zie ook: de Franse Republiek

 

 

 

naar boven |