Welke Regeering de beste zy, de Monarchie, Aristokratie, ofte de Populare Regeering – uit: Consideratien van Staat, Ofte Politike Weeg-schaal – Pieter de la Court (1662)

Welke Regeering de beste zy, de Monarchie, Aristokratie, ofte de Populare Regeering – uit: Consideratien van Staat, Ofte Politike Weeg-schaal – Pieter de la Court (1662)

 

Republiek der Nederlanden: teksten bron en auteursrechten
 

1. Eenige Consideratien over het geheele Werk, voor desen gediend hebbende tot een vermeend besluit, dat de Populare Regeering de beste was.

Dus hebbende, onder de Persoon eens Liefhebbers der Monarchale, ofte der Republikse Regeeringen, voorgesteld niet mijn eigen woorden en gevoelen, maar wel, alle het gunt my dagt dat van een ander voor ofte teegen de Monarchien, Aristokratien, en de Populare Regeeringe, soude konnen werden gezegt: soo dunkt my nu de tijd gebooren te zijn, om te strijken het vonnis, bekleed met kragtige reedenen, bewijsende welke der drie Regeeringen de beste zy. Maar vermits ik als dan, het mom afleggende, mijn eige personaadje op het Toneel des Weerelds zoude moeten speelen; en het selven misschien niet soude konnen werden gedaan, dan met de Monarchien in het grootste ongelijk stellende, te vertoornen; zo bevind ik my daar toe gansch ongeneegen. Want (procul a Jove procul a fulmine) hoe wel Actæon, niet voorneemens was, eenig mensch ter Weerelt te beschaadigen, maar zijn eigen vermaak in de Jagt soekende, by geval had ontdekt, hoe naakt en vuil de baadende Diana met haare Nymphen was; soo wierd zy, die allesins voor een suivere Goddin der Bosschadjen wil ge-eerd zijn, zoo toornig, of jaaloers, uit vreese dat haare gebreeken, en naaktheid aan alle haare Onderdaanen ook souden worden bekend gemaakt, dat zy deesen onnooselen Jager, door een Goddelike onweederstandelike magt, zoodanig in een stom en weereloos Hert veranderde, dat hy zelfs van zijn eige honden, die hem als haar Voedster-Heer, en magtiger pleegen te beminnen, en te ontsien, wierd verslonden. En alle de onverstandige ofte boosaardige Onderdaanen, niet denkende dat hun dat droevig geval eeven onnoselik soude konnen overkomen, riepen: Kruist hem, kruist hem, weg met hem. Nogtans, weetende dat den eysch van het werk is, eindelik mijn eigen oordeel te uiten; en niet in ’t geheel vergeeten konnende in Holland gebooren te zijn, en te woonen, ten tijde dat de oneindelik-goede God, het selven met meerder Vryheid heeft gekroond, als ooit naar luid onser Chroniken voor deesen is geschied; Soo dunkt my, dat deese goude Vryheid des Vaderlands, door my zoude werden geaffronteerd, en beschaamd gemaakt, indien ik soo bloode en vreesagtig wierde bevonden, dat ik, selfs niet de minste straale van Vryheid, soude derven laaten schijnen.

Onder-en-tusschen, dus fluctueerende, ofte sweevende, tusschen de begeerte om mijn pligt te voldoen, en de vreese van Diana, Goddin der Bosschaadjen, met haar Staat-Ionkvrouwen te vertoornen, heeft my gedagt dat ik, die buiten hare Bosschaadje ofte Iurisdictie, verre die naaktheid en vuiligheeden had gesien, behoorde te zijn buiten alle gevaar, voorneementlik, indien ik de selve niet baldaadig en schimpende, maar ernstig, en op de minst aanstootende wijse, in de taale mijns vry Vaderlands, bekend maakte. En ten deesen einde my in gedagten komende het spreekwoord, (a parole lourde oreille sourde) het is een goed antwoord, dat een goed swijgen verbetert: dagt my niet min waaragtig te zijn, dat veele aanstootelike waarheden soo klaar konnen weesen, dat de zelven, door bewijsen meer aanstootelik, en duister sullende werden gemaakt, geen ander bewijs toelaaten, dan omstandelik en klarelik te vragen, of zy niet waaragtig zijn; Want men soo doende willende antwoorden genoodsaakt werd, een klare waarheid opentlik t’ontkennen, ofte een bekende onwaard staande te houden. En deese manier van concluderen, behaagde my des te meer, om dat ik soo doende, ten einde toe scheen te konnen blijven buiten het spel: En hoe wel ik niet wil sweeren, dat deese volgende vragen onder het getal der gemelde klaare waarheeden behoorden te werden gereekend, soo wil ik het selven ook niet ontkennen, maar den Leeser ernstig gebeeden hebben, alle deselven zeer rijpelik te ooverweegen, om daar van te oordeelen voor ofte tegen, zo als hy te raade werden sal; want ten minsten zijn de Gedagten, in spijt van die aardse Goddin, en alle haar Staat-Ionkvrouwen, met haar gevolg , tolvry. Ik sal oover sulks mijn Vraagen in volgender wijse voorstellen:

Of niet in Monarchaale Regeeringen de Heer gemeenelik niet kan, nog wil regeeren? En ofwel indien door eenig selsaam voorval gebeurd dat hy selfs regeerd, of hy alsdan niet regeerd en alle ordren en wetten maakt die hem en syn hovelingen allen voordeelig zyn. En dien volgende of hy niet (het welk het schaadeliksten van alle Regeeringen soude weesen) selfs regeerende, gemeenelik regeeren wil, tot naadeel zijner Onderdaanen, volgens de Monarchale maxim Divide, impera. Pour faire un grand Roy, il faut diviser le peuple. Om een groot Heer te maaken, moet men de Onderdaanen verdeelen en verstroojen, ofte teegen malkanderen ophitsen.

Of niet in Aristokratike Regeeringen de Regeerders altijds konnen en willen regeeren? En of zy niet altijds willen regeeren ten voordeele der gemeene Onderdaanen, als het selven teegen haar eigen welvaaren niet strijd? Als meede, of sy niet altijds alle hare kennisse, en magt der Regeeringe konnen, willen, en sullen gebruiken, in gevolge deeser spreekwoorden: (Le bien & le mal d’autruy n’est qu’un songe. Tantum ex publicis malis sentinius, quantum ad privatas res pertinet. Niemand hinkt van het seer eens ander mans, in wiens oore is te snijden als in een vilthoed; en wiens huis men ligtelik aan brande steekt, als men door de koude ongemak lyd, ende sig by de koolen sal konnen warmen.) om haar zelven te bewaaren en te vergrooten, ook met, en door den ondergang, en vermindering der gemeene Onderdaanen. En of niet dienvolgende ten argsten gaande in de Aristokratike regeeringe, het interest van seer veele regeerders ende hare vrinden werd waargenomen welke alle in seer groten getale bestaan daar ter contrarie in de monarchale regeeringe te besten gaande niet dan het interest des konings alleen of syns favorits werd bejaagd.

Of niet alleen, in Populare Regeeringe, de Regeerders (namentlik, niet de Magistraats-persoonen, Dienaars van den Staat; maar het Volk, by wien aldaar de Souverainiteit is) soeken (Salus Populi suprema Lex,) haar eigen, der gemeene Ingesetenen welvaren? Of niet behoord te werden geloofd, dat, in het generaal gesprooken, by de meerderjaarige Mannen wel soo veel kennisse en ervarendheid is, dat zy haar eigen welvaaren, doorgaans zeekerliker door haar eygen selfs, als door een ander, sullen bekomen? (Vrienden zijn goed, maar wee diese van doen heeft;) En of dienvolgende de Monarchaale Regeeringe niet behoorde te werden zeer weinig geagt? Of niet de Aristokratike Regeering verre boven de Monarchaale behoorde te werden gesteld? Of niet de Populare Regeering, kennelik, den Ingesetenen voordeeliger, en dienvolgende beeter is als de Aristokratike.

Indien op alle deese Consideratien werd geconcludeerd jaa, sal de Leeser misschien wijder vraagen de reeden, waarom nu het contrarie by naa door de geheele weerelt werd gelooft: waar op tot een besluit de Leeser zoude mogen considereeren ende ooverwegen:

Of niet door gebrek van overvallingen der Volkeren, en leedige Landen, de menschen in haar Land blijven; zonder daar te gelijk uit te vlugten, en op een ander plaatse een Populare Regeering te stigten? Of niet alle (de Switserse republiken en Graaw-bunten uitgesonderd) Populare Regeeringen zijn vernietigt? Of wel eenig voordeel door iemand ter wereld kan behaalt werden, met de Populare Regeering te prijsen? Of wel iemand eenige schade te verwagten heeft, met de Populare Regeering te veragten, en die op het Tonneel te brengen, niet soo als sy is, maar haar te doen speelen de rol van een onwettige oproerige vergaaderinge, bestaande purelik uit de snoodste menschen eener Stad, en alle, ’t zy Fabulen, ’t zy Historise exempelen op de snoodste verwerde en oproerige Vergaaderingen alleen passende, nogtans een wettige ende ordentelike Vergaderinge der Burgerschap op te digten.

Of niet, aan de andere zijde, by na de geheele weereld werd geregeerd door Monarchen? Of het niet zeer gevaarelik is die regeering te misprijsen? Of het niet seer voordeelig kan zijn die Regeering ten hoogsten te prijsen, en daar door de gonst van een groot Heer en zijner Hoovelingen te bekomen? In gevolge van het oud Rijmtjen:

Imperio tutam facile est defendere causam,

Ausus es esse bonus, tempore, Stulte, malo.

O Adeler! uw bek en klaaw

Maakt u veel schooner als een Paaw;

Want segt men dat u iets misstaat,

Men word gedood, of zeer gehaat:

Dus die aan Kerk of Hooven pist,

Sijn Vryheid of zijn Leeven mist.

Of niet in veele Landen Aristokratike Regeeringen gevonden werden? Of die Regeerders niet eenigsins schaadigen en baaten sullen, zoodanigen die haare Regeering veragten ofte prijsen?

Of niet daar-en-boven alle menschen (in het generaal gesprooken) in deese weereld eenige publike magt, om andere menschen te leeren ofte te regeeren, bekomen hebbende, de zelve magt gebruiken tot vergrooting van haar eige gemak, eere, profijt en magt? En of zy dienvolgende niet in alle andere menschen, soo veel mogelik is, tragten te brengen opinien, vooroordeelen ende geneegentheeden oovereenkomende met der Regeerderen of Leeraaren voordeele ende in teegendeele uit te blussen alle opinien vooroordeelen, geneegentheeden der onderdanen die der Regeerderen of Leeraren nadeelig zyn en of sy niet [teegen alle waarheden die haar naadeelig zijn? en] soo doende de volgende spreuken waaragtig maaken: Il mondo e da i covetosi. Chacun tire l’eau à son moulin. Stoute luiden hebben het grootste deel van de Wereld. De grooten eeten de kleinen. Waar meerder komt, moet minder wijken. Want Yder is een Dief in zijn neering. Yder Kramer prijst zijn messen en kraam. En alle Ordre recommandeeren haar eigen Convent.

Voorwaar, indien op alle deese pointen moet werden geantwoord jaa, soo is niet verwonderenswaardig, dat in saaken van Moraliteit, ofte goede zeeden en manieren van leeven der gemeene menschen; als ook voornementlik in saken van Religie en Politie, zoo groote onwetenheid en verkeerde opinien by de gemeene menschen deeses Werelds heerschen; maar zoude ter contrarie zeer verwonderenswaardig zijn, indien de waaragtige opinien, deesen aangaande, eenmaal in deese boose weereld quamen de ooverhand te neemen: Want de Besten alderwijsten en voorsigtigsten menschen, die met waaragtiger en nutter gedagten haare zielen voeden, siende dat de magtigsten doorgaans de ondeugenste, en de onweetenste, alsmeede altijds in een oneindelik getal zijn; werden genoodsaakt zig te houden of zy mal waren, en stillekens naar het verkens-kot te gaan, daar anderen, zeggende dat zy vuile Verkens zijn, haar dog evenwel, en zeer onsagt, naar toe sleepen; volgens dese spreekwoorden: Todos somos Locos los unos de los otros. Tutto il mondo e una gabbia de matti. Ne contra fluminis ictum. In vita pro sapientia est. C. Tac. Wy zijn alle malkanders sotten; en om dat de heele Wereld een kooy vol Gekken is, soo gaapt teegen geen ooven, maar steek uw vinger in de aarde, en riek in wat land gy zijt: om te leeren huilen met de wolven, die u andersins souden verslinden.

2. Werd met drie Fabulen afgebeeld, dat de Populare, de beste der drie formen van Regeering zy.

Uit alle welke voorgaande Reeden-kavelingen, Historien, beschrijvingen der Regeeringen, en klare Vragen (necessitate morali) noodsakelik schijnt te volgen, dat men de Populare boven alle andere Regeeringen behoorde te stellen. Maar eer de Leeser hier over het vonnis wijse, versoek ik, dat hy my ten goede houde, indien ik hem volgens mijne gewoonte, eindelik nog eenige Fabulen, deese saaken verklaarende, derf voorstellen.

De eerste Fabul.

De Leeuwerken haare nesten en wooningen hebbende gemaakt in het gesaaiden, en de Akkerluiden hares magtigen Vriends en grooten heers hulp ten oogst versogt hebbende, wilden de meeste Leeuwerken vervliegen om zig te bergen; maar de wijsten zeiden: Lieve kinderen, daar u nog geen nood, want indien in deeses verzochte vriends eige Huisgesin maar het minsten belet komt, ofte voordeel kan werden gedaan, zoo sal hy niet teegenstaande alle beloften en eed, den oogst sijner vrienden versuimen, gelijk weederzijds geschiede; zulks deese Akkerluiden, van haar vriend verlaaten zijnde, aanspraken haare magtigste naabuuren, en die belooft hebbende te zullen komen oogsten, wilden de onnosele Leeuwerken haare wooning dadelik verlaaten; maar de oudsten zeiden weederom: kinderen wy kennen de Wereld zoodanig dat wy u verseekeren derven, dat de naabuuren eeven slof in naabuurswerk zullen weesen, of wel sullende komen, nogtans een ruimen tyd om te konnen vergaderen en alhier in ’t werk beesig te zyn, van noden hebben, derhalven blijf nog sitten. Eindelik deese Akkerluiden, zig ook van haare naabuuren bedrogen siende, of wel den tyd van hare komste niet konnende afwagten; riep de wijste onder hun allen, (Tantum ex publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet. Quisque suæ casæ.) Mannen, die de koe aangaat, grijpse by de hoornen, of, naar het valt, zelfs by de vuile staart, eigen is de man: want alle anderen sullense in de modder laaten steeken; laat ons daadelik zelfs hand aan werk slaan, eer den oogsttijd voorby gaat. Welke stem door de Leeuwerken gehoord zijnde, riepen de wijsten tot haare kinderen: Fluks op, nu is het tijd veld vlugtig te werden, want dewijl de Eigenaars zelfs haar eigen werk beginnen, zoo zal het gewis haast gedaan zijn, en wy hier gestoort ofte gevangen werden.

De tweede Fabul.

Eenige Minnenbroeders zeer ernstig zeeker Ambagtsman om een almoes gebeeden, en haare noot zeer vergroot hebbende, antwoorde hy, de grootheid van die nood niet te konnen gelooven, ten ware hem naader berigt wierde gedaan, waar meede zy haaren tijd binnen ’t Klooster besteededen. Sulks de monniken daar byvoegden, voorwaar niemand is daar ledig, onse Guardiaan, die het Heilig gesalfde Hoofd van ons klooster is, draagd een seer groote sorge dat wy, als sijne geestelike Hovelingen onse aanbevole lasten wel volbrengen, ten voordeele der saligheid des geheelen menscheliken geslagts, want de andere predikt, de derde hoord de biegten, de vierde is oover de boeken, de vijfde over de keuken, de zeste over de kelder, de zevende over den Hof, de agste tot bewaaring der Poorts, de negenste, &c gesteld: Waar op de Ambachtsman, gansch niet vernoegd zijnde, antwoorde: voorwaar de Guardiaan, en dese Monniken zijn luye Fielten, die onder desen dekmantel van voor de Wereld biddende, en voor het gemeen welvaren zorgende, de Weereld dus plonderen. en de Menschen wijs maken, dat het is een zeer noodsakelik ding: want ik met mijn Wijf bewaren en regeeren dit huis, prediken onse Kinderen, raaden onse Vrienden, en nemen voorts alle dingen waar die gy hier hebt opgeteld, maar wy versuimen daarom niet om ons en onse tien Kinderen de kost te geven, zeer naarstig te werken; ja dat meer is, onder het, weeven en spinnen zingen wy Gebeden en Lofsangen tot God, zoo voor ons eigen Huisgesin, als voor het gemeen, en de goede God zeegend onsen arbeid soodanig, dat wy niet alleen aan onse eige tien Kinderen, maar daar-en-boven nog vrywillig, aan vier arme neefjens den kost verschaffen. Doet ook zoo, en gy zult geen gebrek lijden, want mijnent halven betaal ik u met dit rijmtjen:

Neen, ik geef geen Minnebroer om God,

Voor u zy de schappray in slot.

Te meer alsoo ik niet veel reeden heb om te gelooven, dat gy tot het Klooster-leeven u begeevend, of nu daar in zijnde, andere gedagten hebt, als, onder den schoonen dekmantel van ’t Gemeen, u eigen eere en gemak te soeken: Want ik zie dat de geheele weereld door, alle ordren en menschen haar eigen convent recommandeeren. En dat de Conscientie, stigtinge der Kerke of syns eeven naasten en Gods eer het deksel is van alle Potten. Ga derhalven by de onnoosele jeugd, oude suffende wijfjens, en domme boeren, uw nood klaagen, ik ken de Weereld.

De derde Fabul.

Zeeker Bootsman, die maar eenmaal terloops in Indien had geweest, verhaalde in een geselschap, voor een groot wonder, te hebben geweest in drie Eilanden, neevens malkanderen geleegen, en is alles, Lucht, Water, Aardrijk en gevolge van dien zeer gelijk; werdende nogtans bewoond van zeer verscheide menschen, namentlik; het eerste van een opperste Doctor in de Medicinen, Heer aller ingeseetenen van dat Eiland, die gewoon zijnde allesints sijn lusten te volgen, en het gekerm der zieken niet hooren willende, de zelve gemeenelik door eenige quaksalvers zijn knegten deede cureren, die sig ook roemden zeer ervare Doctoren in de Medicijnen te weesen. En het twede Eiland zeide hy bewoond te zijn van veele Heeren Doctoren in de Medicinen, die uitterlik zeer groote vlijt aanwendeden, op dat de Ingesetenen haare gesondheid mogten behouden, ofte by ongeval siek geworden zijnde, die weederom bekomen. En dat de goede Ingezeetenen, die haar toevertrouwd waren in alles levende naar den Raad deeser welbestudeerde, wel ervare en bereisde Medicijn-Meesters, doorgaans waren van een swak gestel des lighaams, en weinige tot hogen ouderdom quamen: Zulks die twee Eilanden, van weinig menschen, en bysonder het eerste, van seer weinige bewoond wierden. Maar dat het derde Eiland, ter contrarie geen Medicijn-meesters in hebbende, was bewoond van menschen, die met zeer geringe kennisse, haar eige Medicijn-meesters derfden weezen, zig onthoudende van ’t gunt zy schaadelik en gebruikende in siekten haare eige remedien, die zy voordeelig bevonden hadden, zig voorts tot conservatie van haare gesondheid, ofte om de verlore gezondheid weeder te bekomen nergens meer voor wagteden als van Doctoren raad te gebruiken ende sig nergens meede bekommerende, als met wel drinken, eeten, kleeden, arbeiden, en rusten. En dat deese Ingeseetenen van alle konst en wijsheid ontbloot schijnende te weesen, nogtans waaren doorgaans gesond, vol en stark van lighaam; jaa dat meer is, dat de zelve doorgaans veele kinderen teelden, tot zeer hoogen ouderdom quamen, en eindelik hare eige dood stierven. Sulks dit Eyland boven maten zeer bevolkt was. Dit verhaal wierd by de meesten toehoorderen voor een zeer groot wonder opgenomen: Maar een zeer wijs Hollands Schipper, die in de zelve Eilanden menigmaalen geweest , en de weereld zeer wel doorzien had, antwoorde: Lieve vrienden, dit is geen wonder voor die de zaak wel in ziet; want in de twee Eylanden gebruiken die Heeren quaksalvers altyd, ende ook die vermaarde Doctoren haare konst, kennisse, welspreekenheid en ervarenheid, niet zoo zeer om de menschen in gesondheid en leeven te behouden, als wel om haare eige beurse te vullen, het welk niet kan geschieden, dan met de menschen ziek te maken, en somtijds te doen sterven. En op dat haare quaade konsten niet ligtelik zouden werden ontdekt, gebruiken zy vremde talen en een groot gemeng van vreemde kruiden, ofte extracten, wiens namen selfs ongehoord zijn by de gemene menschen, die men immers door de geheele Weereld, Drek voor Dryakel, en bittere vergulden pillen sonder walgen kan doen opswelgen, voorneementlik in die Asiatise Eylanden, daar men nooit ons Duits rijmpjen heeft gehoord:

Die Doctors raad geloofd, wel loond, of ook laat erven,

Is veel tijds een ziek mensch, of moet seer haastig sterven.

En wat het derde Eyland aangaat, dunkt my zoo groot wonder niet, dat menschen, die, met geringe kennisse, voor haar eigen welvaren zorgen, het zelven doorgaans soo wel treffen: want voorwaar de menschen zijn in haare eige zaken zoo onweetende niet, als de Geleerden en groote Meesters ons de selven, tot grootmaking van hare eigen beurse, eere, en magt, afschilderen. Dit woord eigen heeft veel in, geen Koe lekt een vreemd Kalf. Maar het was een zeer wijs man, die eerst dit rijmpjen maakte, en tot een traag onweetend mensch, die noodeloos, vreemde hulp begeerde, zeide:

Mijn vriend, gy zijt wel dubbelt sot;

Want help u self, soo helpt u God

En voorwaar die deese raad niet wil gelooven, is zeer dwaaselik Rooms gezind, in het stuk van aanroepinge der Heiligen. Voor een Ora pro nobis zeekerlik zijn geld gevende, aan iemand die het in zijn beurse steekt, en misschien noit bidden zal dan voor zijn zelfs. Daar ter contrarie de Geever zijn geld had konnen behouden, en voor zijn eigen zelfs seekerlik, indien niet zoo geleerde, als dees vreemde, ten minsten ernstiger, en voor God aangenamer gebeden uitstorten.

De Fabul leert: ubi libertas, ibi populus, ibi divitiæ il fait tousjour bon tirer du sang quand le Chirugien a besoin d’argent, il ne faut que doner la pilule pour la faire avaller. Qui pense son cheval par Procureur, est digne d’aller a pied. Plus sçait le fol en sa maison que le sage en cette d’autruy. Offices are given but not discretion. Selfs is goed kruid, selfs is de man. Wat gy kond doen, roept daar geen ander toe. Gemeen goed, geen goed. De Heeren bannen de Medicijns uit der Stad, (seide de Medicijn-meester tot de Regeerders van Amsterdam) en my werde het hooft afgeslagen, indien in de volgende jaren niet min menschen sterven als voorheen. Alle raad der Medicijn-Meesters is, primum nobis deinde ægro, eerst voor haar zelfs, daar naa voor de sieken, en dan weten zy niet te ordonnereeren, als aderlaten, purgatien, spoug-, en zweet-dranken, ofte Antidota, tegengift: dus opent men de aderen in Pletera aan de menschen die alte bloedryk zyn ende aan de rijkste Ingezetenen door verponding, en schatting. En der Koopluiden swakke mage suiverd men door purgatien en spoug-dranken der Veil- Convooy- en Directie-Gelden. En alle Ingezeetenen doed men sweeten, en arbeiden door de Imposten op de consumptien; maar sweeten en arbeiden, is den menschen saalig. Naademaal leedigheid Duivels oorkussen is en aan het Graaw een geleegentheid tot debauches, grooter armoede, en oproer pleeg te strekken. En de Regeerders aan de andere zijde, de Republike sonder onkosten niet konnende staande houden in vreedens-tijden selfs, soo moeten die penningen daar toe nodig ergens werden gesogt, op de bequaamste wijse, om voorneementlik in oorlogs-tijden alle uitheems geweld te konnen af keeren. En die Imposten op de consumtien te willen opstellen als men het oorlog voorsiet, werd veeltijds alsdan ondoenelik, en altijds vrugteloos bevonden. Extraordinaris gebruiken de Medicijns vergif, namentlik gelden, op interest geligt, om de Onderdaanen door gedurige groote Krijgsmagt ofte offensiven Oorlog te beschermen, waar door ter contrarie meest alle Republiken en Staaten niet min als door vergif, eerst schielik tot een onnatuurlike dikte opswellende groter en in schijn sterker werden en daarnaa te gronde gaan. Maar de populare Republiken die zonder alle die Medicijnen purelik op haare defentie staan, duuren in der eeuwigheid. En hier mede besloot de Hollandse Schipper zijn reeden, die van de meeste Duitse omstaanders zeer wel wierd gevat; maar de Spaansen en Fransen verstonden hem gansch niet. De Engelsen, door eenige gemeenschap van tale, hadden, zoo hier als daar, een woord van de reeden konnen verstaan, ’t welk haar zoo wel geviel, dat zy, in haar Land een verfoejelik oproer makende, haren opperste Medicijn-Meester vermoordeden, meenende, dat om wel te varen, niet meer van nooden was. Maar, die sig op den dans verstaat weet dat er nog wat meer toe van noden is als syn oude dwingende schoenen te verwerpen en nieuwe aan te trekken want, etc.

3. Reedenen waarom de Populare Regeering voor desen zo gunstig is voorgestelt geweest; hoewel die warelik de beste niet zy.

In plaatse van nu te eindigen, gelijk voor deesen in de eerste druk der Consideratien van Staat is geschied, vind ik my verpligt bekend te maaken, dat ik aldaar geneegen ben geweest de Voordeelen der Populare Regeeringe soo gonstig voor te stellen, en de gebreeken der zelve soo ligt te schatten, als eenigsins de draad der reedenkavelingen konde lijden, en dat aldaar ook ge-eindigt is geweest sonder conclusie van ’t werk te maken, om deese volgende reedenen.

Ten eersten, om dat de geringe Onderdaanen, door de Magtigen deeses Werelds niet meer pleegen geagt te werden als stof dat men vertreed; (Pabula Tyranorum sunt Plebs & Rustici. Les delices des Grands sont les larmes der Petits. Heeren sonden Boeren boet. Boeren zijn loeren, en schelmen uit de nature.) Want ’t zijn Pagani, Heidenen, het uitvaagsel des Aardbodems, sulks die een Boer goed doet, doed God leet, seggen de spreek-woorden. En gemeene Burgers indien men de Heeren geloven moet (son villacos. Ne sont que des vilains, sunt pecora campi) zijn maar beesten. En Koopluiden, Woekeraars, Logenaars, Dieven en Honden, die niet konnen werden geregeerd dan met de zelven aan den arm te houden; maar in der waarheid soo is dit [en dit is] de Meetlat, die door de Magtigen geslagen zijnde, gedurig tot God de Heere sugt (Extende brachium tuum, quia non est qui misereatur nostrum, & qui pugnet pro nobis, nisi tu Deus noster!) en schreid, Lieve God! niemand ter Wereld erbermd zig onser als gy alleen. En vermits ik niet weet dat oit iemand, in zoo een gevalle heeft willen pleiten pro Deo voor de Populare Regeering, en geringste slag van Menschen; zo heb ik willen haar Avocaat en Voorspraak zijn. (iniquum petitur, ut æquum obtineatur.) En hoe wel ik waarelik niet meen, dat die Regeering de beste zy, soo heb ik nogtans die zoodanig tragten voor te dragen, gelijk of de Populare in der daad de beste regeeringe waare. Op dat misschien eenige Regeerders mogten werden bewoogen te considereeren, dat de Populare Regeering, van nature de eerste en de oudste zijnde, niet is vervallen tot een andere, als door geweld en bedrog; of wel, indien het geheele Volk, de Aristokratieke Regeering vrywillig als de beste weesende, heeft opgeregt: (’t welk misschien noit is, geschied, dat gewisselik de geringe Onderdaanen ook een redelike Ziele besittende, van haar naturelik Regt, en eige bescherminge, geen afstand hebben gedaan, en die opgedraagen aan anderen, dan met toesegginge, vertrouwen en meeninge, dat zy des te better teegen alle geweld van binnen en van buiten mogten werden geprotecteert.

Ten anderen soo is de Populare Regeering voordeelen soo gonstig voorgesteld geweest op dat misschien eenige Regeerders mogten gedenken, hoedanig zy, volgens de naturelike Wet van dankbaarheid, verpligt zijn, goede sorge te dragen, dat het niemand rouwe, haar wat goeds [te hebben] toevertrouwt te hebben, en haar magt vermeerdert. Want voorwaar, iemand door ofte om zijn eige weldaad ellendig te maaken, is aan de eene zijde een also onvergeevelike misdaad, als aan de de andere zijde een onuitspreekelike smert, het welk de Ouden ons hebben geleert met deese Fabul:

Een Man koomende by een Arend, seide pijlen noodig te hebben om wildbraad te schieten tot gemeene nootdruft, en tot bescherminge teegen gemeene vyanden. Het welk de Arend geloovende, hem liet eenige veederen, om daar meede pijlen te maken, plukken: Maar de Man niet lang daar naa zijn beloften veragtende, en lust tot Arends vleesch krijgende doorschoot dien selfden Arend. Sulks hy in de pijl daar hy meede doorschooten was, zijn eige veederen ziende, al stervende in deeze woorden uitberstede: Wat is op de weereld meer ondankbaarder als een mensch? wat is ’t een bittere dood door mijn eige veederen te sterven.

Ten derden, heeft my goed gedagt, de Populare Regeeringe soo gonstig voor te dragen, op dat misschien iemand zoude werden opgewekt, om met grondige reden onwederspreekelik te bewijsen, welke Regeering, de Aristokratike, ofte de Populare (van de Monarchale spreek ik niet, als meendende het zelven by een yder ligt om zien te weesen) de beste zy. En voorwaar hier schijnt ter eerster opslaage groote reden van twijffelinge te zijn. Want gelijk het seker is dat de Aristokratike Regeerders genoegsaame kennisse hebben om wel te regeeren, so is ook seker, dat sy meer haar eigen, als het gemeen, voordeel soekende, gemeenelik wanneer die voordeelen niet wel te samen konnen gaan met voordracht willen qualik regeeren. En aan de andere zijde is ook waaragtig in een Populare Regeering, gelijk die hier is voorgestelt, dat de behoeftigste, en gedurig met de handen arbeidende Menschen, altijds aldaar het meeste getal der geenen die de souveraine Vergaderingen uitmaken, sullen uitleveren. En dienvolgende dat dese Vergadering zeer onwetende zijnde, hoewel zy bestaat uit menschen, die altijd haar eigen, en ’s Land welvaren willen soeken; het zelven nogtans door gebrek van kennisse zeer zelden vinden sullen. Want te willen sustineren, dat in hare Vergaderingen verschijnen, verstandige deugdsame Mannen, en dat die doorgaans door haare heilsame propositien, ende Oratien, goede resolutien souden konnen doen nemen, is in veelen zeer onwaaragtig, nademaal deese aansieneliksten der Vergaderinge, ook hier door schadelike propositien haar voordeel soeken tot nadeel van ’t Gemeen; ende dat [zo werd] ook door welspreekende Oratien, ter contrarien gearbeid werd tot naadeel der gemeenen ingeseetenen; en vermits niemand goeden van quaden raad kan onderscheiden, dan die kennisse van saken heeft; ende in gevalle men soude willen staande houden dat de saken voor den volke rawelik ende sonder eenige byvoeginge van reedenen behoorden te werden voorgesteld; soo soude men moeten gelooven, het meeste getal van saken soo klaar te weesen, en van zo weinige omstandigheden te dependeeren, dat op der daad, die door een onweetend mensch, soude konnen werden begreepen [doen begrijpen.] Nogtans (Veritas latet in puteo) weten de Wereldwijsen, hoe veele saken ten wederzijden moet werden in de schaale gelegt, eer men in Politie (partito tutto netto tutto perfetto si trova nullo) besluiten kan; aan welke zijde de minste ongemakken, en de meeste voordeelen sullen werden gevonden. En boven alle steekt uit, de onbeterlike onwetenheid deser Arbeidsluiden, om van binnen in de politie goede orde te stellen tegen verre afgeleege, ofte in toekomende tyden ontstaan sullende qualen; ook is waaragtig dat de selve seer onvoorsigtig zyn omtrent het kiesen van een Kapitain Generaal, ofte een Militair Hooft der Republiken, als meede omtrent het stuk der Alliantien, ofte verbonden met magtige Naabuuren; en het afkeeren van der zelven geweld in oorlog. Meenende deese dwaasen, veilig te mogen rusten, op een voordeelig verbond bevestigd met schrift, eed en zeegel, verkreegen van een magtig Heer; daar sy ter contrarie altijds behoorden indagtig te zijn deser Fabule:

Een Vos meenende van de Honden te sullen werden gejaagd, vlugte op een hooge naast geleege Doornboom, en van die tak vallende, greep hy soodanig naar een ander, dat hy aan handen en voeten, swaarelik van de steekende doornen gequetst zijnde, uitriep: Vervloekte Veld-Overste, en der Republike Hoofd, ofte Bondgenoot, werd men dus van u bedrogen, als men op u betrout? Maar de Doorn-boom antwoorde, o dwase en allesins bespotwaardige Vos! Want die aan een vrugtelooze steekende Doorn-boom heul zoekt, bedriegt zig zelven; sulks hy bespot, en niet beklaagt behoort te werden.

Maar indien in ’t generaal waaragtig is, dat schijn bedriegt; soo hebben de Politiken seer groote reeden, voor een vaste maxim te houden, het naavolgende: Als eenige saak een uitterlike schijn heeft van magt, eer, deugd, ofte profyt, hoe wel zy waarelik in zig verborgen heeft swakheid, schande, ondeugd ofte schaade. Of wel ter contrarie als eenige saak den uitterliken schijn heeft van swakheid, schande, ondeugt ofte schaade, hoewel zy waarlik in zig verborgen heeft, Magt, Eer, Deugd, ofte profijt; soo sal het quaadsten by de arbeids-luiden altijds voor het besten soodanig werden gekooren, dat zy roepen sullen Viva la Sua morte; e muria la sua vita, lang leeve ’t gunt haar dooden, en sterve ’t gunt haar voeden zoude. En dienvolgende is klaar, dat de aansienelikste en welspreekenste Orateurs ofte Burgers, te saamen spannende om propositien te doen die tot haar eigen voordeel en ten schade van ’t gemeen strekken; ofte wel om haar eigen interest soo op te pronken dat het een gemeene lijkt, altijds haar oogwit verkrijgen, ofte persuaderen sullen; jaa dat meer is, indien maar een der zelven goed vind, de geringste Burgers in hare voor-oordelen tot naadeel van den Staat te stijven; soo behoort men te gelooven, dat de zelve een resolutie met sijn oog-wit oover-een-komende, sal uitwerken. En die hier van zoude willen twijffelen, gelieve maar agt te slaan, of niet alle hypocriten, en bedriegelike politike yveraars, by de gemeene ingeseetenen eens lands voor opregte heilig-geloovige menschen, en voor seer groote Liefhebbers des Vaderlands werden gehouden? en of niet in de Vierschaaren, alle omstanders die geen particuliere kennisse van de questieuse saake hebben, den lestspreekenden Avocaat altijds gelijk geeven zouden, indien zy op der daad moesten het vonnisse wijsen. En ten deesen einde verhaalt men dat een Hellebardier Prins Maurits van Oranjen, in den Hage op zijn eerste sitting ter rolle vergeselschappende, den Eisscher gelijk gaf, als meede daar naa den Verweerder, en eindelik replijk en duplijk gehoort hebbende, segt men dat de Hellebardier in dese woorden uitberstede: Het is een wonderlike saake, zy hebben beide gelijk.

4. Dat een Populare Regeeringe, warelik veel beeter is als een Regeering, bestaande uit weinig menschen.

En hoewel deese gebreeken der Populare Regeeringe, spruitende uit der behoeftigste Burgers diepe onkunde omtrent saaken die tot haare eigen welvaaren dienen, zeer groot zijn: zo blijkt nogtans uit de zelve conclusie, dat de gebreken eener Oligarchie, ofte een staat die door weinig menschen werd geregeerd, veel grooter zijn. Want aldaar, hebben die weinige aansienelike Leeden, de wettige magt niet alleen van raaden, en op te pronken hun eige interest, tot naadeel aller anderen; maar sy konnen aldaar ook het zelven absolutelik gebiedende, by forme van Wet vast te stellen: En op dat zy malkanderen ten naadeele van hun eigen selfs ende ten voordeele der gemeene onderdaanen niet zoude stooten, weeten zy oover alle in soodanige kleine vergaderingen te speelen (Hodie mihi, Cras tibi) ’t is heden mijn beurt, en morgen zal ’t de uwe weesen. Sonder dat eenigsins noodig is, het selven met een schijn van ’s Lands dienst werde bekleed; sulks hoewel het zelven soo oopenbaarlik teegen ’s Lands welvaaren strijd, dat men daar van, in een souveraine vergaaderinge des geheelen Volks, niet soude derven spreeken; soo gaat het eevenwel in de Oligarchie daar yder stemmend lid der vergaderinge seer haast syn beurt te verwagten heeft voor Heilig en Regt door. Dus siet men dageliks, hoe de Beneficien en Officien, uit kragt der Almanakken ofte Tourbeurten, werden verkoft in Vriesland, Overyssel en ander Provintien, zonder dat van noden zy, het begiftigen, met de goede diensten, en qualiteiten des persoons, ofte met een schijn van goede sorge voor des Lands welvaren te bekleeden en te verschonen; hoewel die ontfange kooppenningen aldaar niet strekken tot verbeeteringe van des gemeene Lands middelen, gelijk in Vrankrijk, alwaar de officien ten voordeele der Koninglike Domainen veil zijn; maar strekken de selve kooppenningen in gemelde Provintien, alleen ten voordeele der particuliere Regeerderen , sig met dien schat verrijkende.

Maar of dese Populare Regeering beeter zy als een Aristokratike, bestaande uit eenige hondert menschen daar men de stemmen balloteert, soude konnen werden getwijffelt: Nogtans verseeker ik my, dat in alle voorvallen die den Regeerders gesamentlik voorderlik zijn, alle die Leeden zeer wel oover een sullen komen, om zig selven ten nadeele der gemeene Onderdanen, zo zeer te vergrooten ende verrijken, als eenigsins doenlik is, sonder in het minsten zig aan ’s Lands welvaren, of schijn desselven te binden; en dat hare onderlinge jalousie, meerendeels ten voordeele der gemeene Onderdanen, nietwes zal uitwerken; dan dat liever dese, dan die, begonstigd werde ofte zig verryken moge. En ter contrarie kan ik in dusdanige Aristokratike Regeeringe, geen voordeelen zien, die de voordeelen der Populare Regeeringe zouden ooverweegen.

5. Dat een Aristokratie, die allernaast aan de Populare komt, gewisselik de beste Regeering is.

Sulks misschien iemand vragen sal, wat forme van Aristokratike Regeeringe, ik booven de Populare soude stellen? waar op bescheidentlik te antwoorden staat.

Namentlik, een yder sal uit voorheengestelde Fondamenten der Regeering ligtelik onthouden hebben, de grootste perfectie in de Aristokratike Regeeringe te zijn: Dat alle de Leeden werden vermoed en geoordeelt verstands en kennisse genoeg te hebben, om ’s Lands welvaaren te betragten. En dat ter contrarie in de selve regeeringe der aansieneliksten het grootste gebrek is, dat alle die Leeden dies niet jegenstaande moeten werden vermoed en gepresumeert altijds te soeken hun eigen voordeel, ook tot nadeel van het gemeen. Daar-en-boven sal een yder ligtelik onthouden hebben, de grootste perfectie der Populare Regeeringe te zijn, dat een yder aldaar zijn eigen voordeel soekende, warelik ’s Lands welvaaren betragt; Sulks indien de meeste Leeden deeser Regeeringe, niet waaren ontbloot van genoegsaame kennisse, om hun eigen voordeel wel te soeken; men gewisselik soude moeten besluiten, dat de Populare Regeering absolutelik goed, en de beste forme van regeeringe zoude weesen. En wat my belangd, ik meen hier uit klaarelik te konnen besluiten, de beste Regeeringe onder menschen bedenkelik, te sullen werden gevonden by een Vergaaderinge, bestaande uit alle de Ingeseetenen des Lands, die gepresumeert konnen werden magts en kennisse genoeg te hebben, om hun eigen welvaaren te versorgen. Want vermits als dan eigen soo veel als doenelik of bedenkelik is gemeen soude werden; ende die kennisse van eigen-welvaren, altyds met de wille om het selven te betragten, soude weesen vergeselschapt ende dat by die kennisse ende wille soude weesen de souveraine magt om het selve welvaren te betragten; soo kan niet werden getwijfelt, of het selven welvaaren, soude door het ballotteeren altijds werden gevonden, soo veel onder menschen doenelik is. En om hier in my selven naarder uit te drukken, sal ik met korte woorden seggen, wie uit dese Aristokratike Souveraine Vergaderinge behoorde te werden geslooten, om dat dienvolgende klaarelik blijken sal, uit wat Leeden die Regeeringe soude bestaan.

Ten eersten, weegens gebrek van magt, moesten werden buiten geslooten, alle Onmondigen, Vrouwluiden, en Dieners, als aan haare Ouders, Eegade, en Meesters ofte Heeren gehoorsaamheid schuldig zijnde. En dienvolgende niet vryelik moogende stemmen.

Ten tweeden, moesten werden buiten geslooten alle vreemdelingen die niet seekeren bepaalden tijd, noodig om genoegsaame kennise van het interest deeser Republike te verkrijgen, onder die regeering hadden gewoont alle soodanige Vremdelingen, die niet als in een vremde tale de propositien begrypen, ende in deselve hare gedagten in de gemeene vergaderinge des Volks soude konnen uitdrukken.

Ten derden, moesten werden buiten geslooten, alle stommen, dooven, en infamen, en arme luiden van aalmissen ofte in Godshuisen leevende ofte binnen seekeren tyd geleefd hebbende als meede alle anderen, die binnen seekeren tijd van jaaren, niet als meesters maar als knegts eenig ambagt hadden gedaan, ofte om een dagloon gewrogt in iemands dienst, hoedanig die zoude mogen weesen; want vermits het selven moet werden gepresumeert te geschieden, uit behoeftigheid; moet ook werden gepresumeert, de noodige kennisse tot de Regeeringe te ontbreeken. Want (—- omnis enim res, Virtus. fama, decus, divina humanaque pulcris Divitiis parent: quas qui construxerit, ille Clarus erit, fortis, justus, sapiens etiam, & rex, Et quidquid volet.) alsoomen door geld kan veel dingen bekoomen, die een arm mensch derven moet en nogtans seer noodsakelik zyn om tot soodanige kennisse als in deesen vereischd werd, te komen En hoewel al deese gesecludeerde ingeseetenen een seer groot getal soude uitmaken, nogtans indien alle andere volgens onse voormelde regulen niet uitgeslotene Ingezetenen tot de Regeeringe wierden toegelaten; meen ik dat men gewisselik in soodanige Aristokratike Regeeringe soude vinden alle die hier voren gemelde gewigtige voordeelen der Populaare Regeeringen: alsoo dese uigesloote menschen alle klaarelik dependeeren van de ingesloote persoonen der Regeeringe. Sulks de alhier uitgeslooten, niet konnen werden geimagineert quaalik te sullen vaaren, als alle de anderen in ’t gemeen zouden welvaaren. Te meer, dewijl de selve Armen gedrukt zijnde, tot nadeel der Rijksten, het Land seer ligtelik konnen verlaten. En soude men ter contrarie bevrijd zijn van alle hier voorgemelde nadeelen der Populare Regeeringe. Gelijk men insgelijks hier soude vinden alle voordeelen sonder de gevoelige gebreeken der Aristokratike Regeeringe. (Et quanquam Virtus, Gloria, atque alia optanda bonis superabant, tamen inerat contemtor animus, & superbia, Commune nobilitatis malum. C. Tacitus, De Metello) En de onverdragelike laatdunkenheid der heerschende Familien ofte Geslagten soude hier gansch weinig plaatse vinden. En boven alle, zouden de gemeene Ingeseetenen ontslaagen zijn, in deese Reegeringe van alle lasten en ongemakken, haaren oorsprong neemende uit de Monarchale Regeering en de drukkende prerogativen der Edelluiden ofte favoriten, waardoor oover den geheelen aardbodem den gemeene Ingeseetenen de rugge werden ingereeden. En gelyk aller ingeseetenen interest van soodaniger Aristocratike regeerderen interest hangd, ende by deselve altyd genoegsame kennisse soude wesen om hetselve te betragten, soo is ook niet te twyfelen of de selve regeerders souden met goed overleg alle magistraatspersoonen om de resolutien en wetten der regeeringe te executeren aanstellen. Ende is kennelik dat alles hier op soude aankomen, dat soodanige ordren wierden bedagd, dat geen magistraten die souden konnen willen quaad doen, het quaad konden doen; ende ter contrarie dat geen magistraten die het souden konnen doen, het selven souden willen doen. Sulks soodanige Aristocratike regeeringe in alle manieren en absolutelik de allerbeste soude weesen.

En dat dit niet al te losselik werd gesegt, kan klarelik blijken uit de istorien van Atheenen: want de Regeering aldaar op 5000 Burgers gebragt weesende, en onse gestelde fondamenten der Regeeringe eenigsins naaderende, seer werd gepreesen van Thucydides, een Autheur die in deugd, oordeel, kennise, en Politike ervaarenheid, mijns bedunkens, voor geen ander Historieschrijver, wie hy zy, behoefd te wijken. En ten anderen siet men nog heeden, dat de Republik van Genoa; allernaast aan onse gestelde fondamenten komende, waarelik de aldergelukkigste en uitsteekenste Republik is, die men in soo een ellendige situatie soude konnen vinden. Sulks ik nog eenmaal zal besluiten, dat een Aristokratike Regeering, die allernaast aan de Populare komt, kennelik de beste is.

 

naar boven |