Van de Roomse Republike – uit: Consideratien van Staat, Ofte Politike Weeg-schaal – Pieter de la Court (1662)

Van de Roomse Republike – uit: Consideratien van Staat, Ofte Politike Weeg-schaal – Pieter de la Court (1662)

 

Republiek der Nederlanden: teksten bron en auteursrechten
 

Van de Roomse Republike

Romulus, Dogters zoon van Koning Numitor, zijnde door syn strydbaarheid geworden, onder den naam van Koning, het Hoofd van de Roomse Republike, ad vitam, om te helpen resolveeren, en alleen te executeeren alle beveelen van Politie, Militie, Justitie der een, ende daar naa der 200 Raadsheeren, en des Volks van Romen; was in deeze niewe stad op het acht-en-dertigste jaar zijner Regeeringe, weegens syn strengheid en veelvoudige usurpatien zoo ondraagelik geworden, dat hy van de Raads-heeren gedood, en een jaar daar naa met schroom van weederom ooverheerd te werden; gekooren wierd, de geringe en vreedsaame Philosooph Numa Pompilius, op het land woonende, en die regeerde drie-en-veertig jaaren, stervende in vreede. Maar alsoo onderwylen ooverleeden waren alle oude ingeseetenen die de schadelikheid eens strydbaren Hoofds gevoeld hadden; en de jonge de waardie der Vreede niet wisten te schatten, soo wierd quansuis voorsigtiglik daar op , uit het platte Land, weederom gekooren tot Koning, de strydbare Tullus Hostilius, die door zijn geduurige oorlogen, en krijgs-magt, zig op het twee-en-dertigste jaar zoo ondragelik had gemaakt, dat de Raadsheeren te samen conspireerden, en hem, terwijle hy offerde, doodeden, en den brand in zijn huis staken, voorgeevende dat Jupiter met sijn vier hem had verbrand; en vermits de schadelike strydbaarheid der Hoofden den Romeinen nu wederom bekend was, soo wierd daar op door het Senaat tot Koning voorgestelt, en door het volk gewaald Ancus Martius, Dogters zoon van Numa, die ook vier-en-twintig jaaren meest in vreede hebbende geregeerd, stierf. Ondertusschen Romen zeer aangewassen zijnde, wierd ook de Raad met hondert Leeden vermeerdert, en, naar ouder gewoonte, soo vergat men dat deese weelde alleen uit de Vreede ontstond, want wierd weederom van ’t Senaat voorgestelt, ofte gekooren, en van ’t Volk geapprobeert tot Koning, de strydbare Italiaanse Griek, Tarquinius Priscus, de welke 28 jaaren meest in oorloge geregeert, en met Koninglike pragt Hof gehouden hebbende, door des Konings Ancus zoonen gedood wierd. Maar zijn vrow Tanaquil, voorwendende dat de koning haar man niet dan swaarlik gequetst zijnde, verzogt dat men, zoude gehoorsamen, tot dat de Koning gesond, en gebeetert soude weezen, Servius Tullius, die ’s Konings dogter getroud had; maakte, dat hy, zonder keur, Koning wierd: en die Servius Tullius wist zig, in weinig jaren, door veele goede politike ordren zoo aangenaam te maken by het Roomse Volk, dat hy, ’t zelven vergadert hebbende, derfde voorstellen, of zy hem ook tot Koning begeerden; en dus wierd hy, zonder voorstellen des Raads, van het Volk alleen geapprobeert. Het welk als meede zijn ouderdom, in ’t 44 jaar zijnder regeringe, aan Tarquinius Superbus, zoon des overleden, en Swaager des regeerende Konings, gelegentheid gaf, aanhang te krijgen, oproer te maaken, den Koning te dooden, en zig in zijn plaats te zetten; alwaar hy, in korte jaaren, zig, met veele wreed- en hardigheeden, hoverdige pragt, en gedurige oorlogen zeer gehaat gemaakt , en zijn zoon daar op Lucretia, Romainse Juffrouw verkragt hebbende, wierd de zoon niet alleen verjaagd, en de Vader, met zijn Heir weederkeerende, ook buiten gekeerd; maar een yder riep, dat die eenhoofdige Regeering, ad vitam, in een vrye Republik ondragelik was, zulks men, voor een onverbreekelike Wet beswoer, voortaan yder jaar te kiesen twee Hoofden der Republike, met gelijke magt, onder den naam van Raatsluiden, ofte Burgemeesters, na dat Romen, onder seven Koningen, 245 jaaren geregeert was geweest; en dat drie der zelven gedood, en een verjaagd waaren geworden. Maar naweliks hadden deeze twee, jaarige Hoofden, 16 jaaren geregeert, en met den Raad, uit de welken zy gekooren wierden, gecolludeert en te samen gespannen; of die Burgemeesters en Raad van Edelluiden, vielen de Burgerluiden zoo zwaar, dat de zelven opstonden, en de Stad verlaten wilden; zulks’er om haar te doen blyven een accoord wierd getroffen, dat de Burgerluiden voortaan jareliks souden kiesen uit den haren, eerst vijf, die met verloop van tyden aanwiessen tot op [en daar na] tien voorstanders des volks, Tribuni Plebis genaamd, welken het Volk t’allen tijden mogten vergaaderen, om voor te stellen ’t gunt hun gelieven zoude, aan welke besluiten des gemeenen volks [welk besluit] de Burgerluiden eerst alleen, en daar naa ook, lege Horatia & Hortensia, de Edelluiden, ofte Senateurs gehouden wierden: en ondertusschen mogten de zelve Tribuni in den Raad niet zijn, maar voor de deuren de resolutien des Senaats afwagten, en die dan vernietigen, ofte approbeeren; maar ook deese Tribuns, waaren niet genoeg, om de Burgemeesters, en grooten Adel te dwingen; zulks dikwils moest werden gemaakt een Dictator, wiens magt was bepaald om seekere saak, met onweederspreekelike magt, en ook anders nietwes te verrigten, of wel sy was generalik gegeeven, en bepaald binnen de Stad, en zes maanden om middelertijd te straffen, sonder appel alle Magistraats-persoonen, en andere Ingezetenen, ook aan lijf en leeven, en dat gedaan zijnde, hiel die magt op, zulks dikwils binnen weinig uuren, ofte weinig daagen, een Dictator zijn begin, en einde nam. Maar hoewel deeze magt van een Dictator, zoo bepaald zijnde, zijne goede vrugten voortbragt; terwijle de Republik, en de Edelluiden klein waren; zoo zag men ter contrarie, als de Eedelluiden magtig in goed en slaven waren geworden, dat deeze (Dictatoria Potestas,) ofte eenhoofdige magt zeer formidabel, en der vryheid schadelik was: zulks de leste gekooren wierd omtrent den Jaare 555. naar de opbouwinge der Stad Romen en in den Iaare 673. maakte zig Silla, en in den jare 706. Iulius Cæsar, met geweld Dictator, en daar door genoegsaam Heer van de Republike: welk gevaar de Senaat voorsiende, wel hondert en vijftig jaaren lang, in tijden van nood, de twee Burgemeesters gesamentlik met die magt autoriseerde, seggende: viderint Consules nequid resp. detrimenti capiat. De Burgermeesters moeten sorge dragen, dat de Republik niet beschadigt werde.

En met deeze twee, jaarige (Consules,) Hoofden, en (Tribuni Plebis), Voorstanders des Volks, stond deeze Republik, gedurig in magt toeneemende, omtrent drie-hondert en vijftig jaren: namentlik, tot dat de magt des Raats en Edelluiden, door de Conquesten die genoegsaam alleen onder haar bewind waren, zoo groot wierd, dat zy die twee deugdsaame en vermaarde Voorstanders des Volks die den dwingenden Adel intomen, ende de Vryheid der Borgerluiden staande houden wilden, Tiberius, en Cajus Gracchus, gebroeders, d’een voor en d’ander tien jaaren daar naa publijkelik op de markt in de Vergaadering der Burgerluiden, niet alleen overvielen en doodeden; maar ook omtrent drie duisend andere Burgeren, die ’t met haar hielden, zonder eenige forme van Iustitie, ombragten: En met haar stierven ook alle Deugden en Wetten der Roomse Republike; zulks van die tijd af, de magtigste uyt den Adel, ofte wel die over het magtigste Heir gebood, alle zijn Tegenstanders vermoordede, ofte den voet op de nek settede: het welk omtrent honderd jaaren heen en weeder, met grouwelik slagten van eenige millioenen Burgeren, geduurd hebbende, en alle de moedigste Liefhebbers der Vryheid, of dood, of der inlandse Oorlogen moede zijnde, zoo boogen eindelik, omtrent het 740 Iaar, na de bouwinge der Stad, alle Roomse Burgers haren nek onder het jok, en de Monarchie van Keiser Augustus. (Qui nomine Principis cuncta sub imperium accepit.) Die, onder den titul van Prins, ofte Vorste des Raads te zyn, ende met alles behalven het begeeven der officien den gemeene Borgeren ontrekkende om het tot den Senaat te brengen, warelik alles onder hem bragt.

En hoewel deese Keiser Augustus met nog veele volgende Keisers, niet dan Imperatores, Kapitains Generaal, ad vitam, voor haar leeven waaren: en door het Volk ofte Senaat, jaareliks, gelijk andere Burgers tot Burgemeester, Tribunus Plebis, Voorstanders des Volks, ofte Censor, moesten, met de meeste stemmen, werden gekooren; Soo was dit nogtans maar een ydele schijn van de Oude Vryheid, want de Waapenen, Adel, Successie en Rijkdom geeven in een Vergaaderinge, daar men niet ballotteerende stemt, en voornamentlik by ’t Graaw, zoo veel magts, dat’er nietwes kan werden geweigert.

En op dat de slaverny der andere Leeden niet al te gelijk bleeke en ondraagelik wierde, zoo verscheenen de Keisers zelden in den Raad, of wel daar komende, zoo onthielden zy zig van stemmen, zulks men leest, dat die doortrapte Tiberius, uit haastigheit gezegt hebbende, dat hy ook stemmen en oordeelen zoude oover Marcellus, die beschuldigt wierd hem gelastert te hebben, gevraagd wierd van Cn. Piso (Quo loco censebis Cæsar? Si primus habebo quod sequar: si post omnes, vereor ne imprudens dissentiam,) Waar zoud gy stemmen Keiser? indien voor my, zoo weet ik wat ik zal volgen: indien naa alle andere Leeden, zoo vrees ik, dat ik uit onvoorzigtigheid, van een ander avijs zal weesen. Daar beneevens namen de eerste Keisers zeer qualik; als men haar ’t Hooft der Republike, of Heer noemde, weetende dat men de vryheyd van een magtige Republik, niet seekerliker kan verkragten, dan (specie recusantis) met in alle manieren de naam van Heer, ofte Souverain verwerpende, onder-en-tusschen alle gelegentheid waar te neemen, om de saak tot zig te trekken. Gelijk de eerste Roomse Kapitains Generaal Augustus, Tiberius &c. Verscheide maalen met zeer opgepronkte Oratien in het Senaat versogten van de zorge en moeite der Regeeringe ontslagen te zijn; maar de Raads-Heeren die van tijd tot tijd daar toe het oore leenden, sag men dat met het uitgaan der jaaren niet meer in de Magistrature wierden gebruikt, of verlooren [maar verloor] met der tijt op seer gesogte Pretexten, eer, goed, en bloed; en die de Keisers baden, ja dwongen de Krijgs-magt en de Regeeringe aan de hand te houden, wierden ter contrarie booven alle verdiensten, en Reeden, met eere en goed gepropt, zulks een yder haast zag wat weg men moeste ingaan.

Nogtans bleef daar eenige schijn en naam van een vrye Republik te Romen, tot dat de Keiser Constantinus omtrent het 1081 jaar naa de opbouwing van Romen, zyn Hof en Senatores te Constantinopel overdroeg; Want toen verloor die doorluchtige (caput rerum Urbs, Senatusque & Populus nunquam obscura nomina, etsi aliquando obumbrabantur) Hooft-stad en Raad t’eenemaal haar glans: en moest opentlik blijken, dat zy van een ander geregeert wierd, en dependent was. Zoo zwaarelik wert een oude Republik t’eenemaal vertreeden, en van alle Vryheid, en schijn berooft.

Maar om dat het vervallen der Roomse Republik tot een Monarchaale Regeeringe, een der gedenkwaardigste saaken is, die men in eenige Historien zoude konnen lesen, en men de oorsaaken desselven, uit zoo een kort en generaal discours, gansch niet, of ten minsten niet genoegsaam kan begrijpen; heeft my geraaden gedagt, die oorsaaken uit alle Romainse Historie-schrijvers by een te vergaaderen, en zoo kortelik als my eenigsins doenlik zal weesen, Historiserwijse in het het volgende Capittel voor te stellen.

Kort verhaal van ’t vervallen der Roomse Republike tot een Monarchaale Regeeringe.

Naa dat Romen, door omtrent 500. jaren oorlogs, sig meester van geheel Italien had gemaakt en niemand meer scheen te vreesen als de Republik van Carthago, die hoewel tweemalen genoodsaakt zynde geweest in de oorlogen teegen de Romeinen op seer beswarelike voorwaarden Vreede te maken, nogtans in de selve door de koopmanschap seer magtig geworden en gebleeven was: soo gebeurde eindelik in den derden oorlog der Romeinen teegen de Carthageniense, dat haar Veld-overste Hannibal, Saguntus, en ’t meesten deel van Spanjen hebbende onder zijn gehoorsaamheid, ofte verbond gebragt, quam omtrent den jare 530. naa de bouwinge der stad Romen met een magtig heir, eerst oover de Pireneese, en vervolgens oover de Alpische gebergten in Italien, alwaar hy ’t Roomse heir versloeg, naa een dappere weederstand, en quetsure van den Velt-overste P. Scipio; die hier van zijn soon Scipio Africanus, van de gevankenisse verlost en gered wierd.

Hier naa wierden nog door Annibal drie andere magtige veldslagen, teegen andere Roomse Veld-oversten gewonnen, sulks men eindelik te Romen delibereerde de stad te verlaaten. Dog Scipio Africanus onder de jonge Edelluiden, die daar oover delibereerden, zijnde; trok zijn zwaard, en swoer voor de Goden, dat hy voor vyand hiel, en dooden zoude die weigerig was te zweeren, nimmermeer Romen te verlaaten. Dit ontsag van Scipio die (Tribunus Militum) Collonel was; en het marren van Hannibal omtrent Capua, herstelde de Stad, voorneementlik als daar naa tijding quam, dat P. en Cn. Scipio meer als vijf-en-dertig duisend man van Asdrubal, Hannibals broeder, in Spanjen geslagen hadden. Sulks daar naa te Romen zoo goede zorg wierd gedragen, dat men Hannibal stuttede, somtijds overwon, en ook somtijds overwonnen wierd; en duurde deese stand van saken in Italien omtrent 16 jaren: alsoo de Cabale der Regeerders van Carthago die Hannibal teegen waren, deese Republik die op de koopmanschap en niet op de wapenen gefondeerd was, soo jaloers wisten te maken over Hannibals onvergelykelike krygs-deugden en ooverwinningen; datmen hem in allen dien tyd gansch geen hulp toesond: en onderentusschen met andere Veldoversten de Spanjaarden beoorloogde; om ook selfs Hannibal indien hy de vryheid van Carthago had willen onderdrukken, te konnen dwingen.

Maar naa dat P. en Cn. Scipiones het zoo verre in Spanjen hadden gebragt, dat zy by naa, aldaar niet meer te vreesen hadden, wierden zy plotselik van de Celtiberi, hunne gehuurde Soldaaten, verlaaten; van de Carthageniensers aangetast, hunne heiren beiden geslagen, en zy ook beiden gedood. ’t Welk weederom zoodanige ontsteltenisse baarde te Romen, dat’er niemand gevonden wierd, die naa ’t gouvernement van Spanjen derfde staan, als P. Scipio, Soon en Neef respective der verslagenen; sulks de zelve daar toe wierd gekooren met eenparige stemmen des Volks, en ’t gelukte hem, door zijne stout- en vaardigheid, in ’t korte verscheide Steeden in te neemen, en veldslagen te winnen.

Doorgaans tegen ’t oud gebruik gaf dese Publius Scipio, (daar naa gesegt Africanus,) den beuit en plonderingen aan de Soldaaten, was omtrent de zelven boven maten minsaam, beleefd in het spreeken, en barmhartig, hun in hunne ziekten besoekende; sober in eeten en drinken, kuis van leeven, en zeer goedhartig omtrent de afgevallen Spanjers; voorts altijds stout, naarstig en sorgvuldig. Met welke deugden hy binnen vier jaaren tijds, Spanjen van de Straat af langs de kust tot het Pireneesche gebergte, weederom onder de Romainen bragt, en alle de Carthageniensers verjoeg of versloeg. Sulks hy triumferende wederkeerde te Romen; alwaar hy voorsloeg, geen beeter middel te zijn om Hannibal, en de Carthageniensers uit Italien, daar zy sig nu wel sestien [zoo veele] jaaren gesterkt hadden, te doen vertrekken; als Carthago zelfs te beoorlogen. En hoewel Fabius Maximus, die Hannibal na d’eerste verslagentheid gestut, en Romen behouden had, van contrarie gevoelen was, zo wierd P. Scipio evenwel van ’t volk gekooren, om Afriken te beoorlogen; en hy benaauwde in ’t korte Carthago zoo seer, dat de Carthageniense Raad Hannibal belaste Italien te verlaten, en zijn Vaderland te hulp te komen.

Dus verliet eindelik Hannibal Italien met tranende oogen, en quam met alle sijn heirkragt te Carthago, alwaar hy den Carthageniensen Senaat, raad gaf tot vrede, maar de Romainen wilden tot geene verstaan, dan waar mede de Carthageniensers zig magtelooser maakten, ’t welk Hannibal nog ’t besten in hunne geleegentheid oordeelde, maar de Carthageniense Raad verwierp ’t, sulks men tot hoofd-treffen quam, daar de Carthageniensen verlooren, en op nog veel beswareliker conditien vreede maakten. Hierop gevolgd zynde dat Masinissa onder de hand door de Romeinen tegen de Carthageniensen opgehitst ende gesterkt weesende, de selve Carthageniensen nog ooverwonnen en kragteloser gemaakt had; soo versaamden de Romeinen teegen haar een seer groot heir en de Carthageniensen om dien oorlog te ontgaan eer 300 gyselaars, alsmeede daar naa alle hare wapenen oovergegeeven hebbende, soo ontdekten de Romeinen het mom en geboden de Carthageniensen indien sy de Vreede begeerden Carthago te verlaten, en te gaan wonen [eindelik zig, behoudens lijf en goed, aan den Romainen oovergaaven. De Romainen eerst hunne scheeps-magt en andere waapenen hebbende verseekerd, bragten alle de Carthageniensen (die zig toen gaaren zouden dood gevogten hebben, indien zy niet waaren ontwaapend geweest)] te landewaard in, met verbod op lijf-straffe, omtrent de Zee-kuste niet te woonen, sulks de Carthageniensen eindelik om dat te ontgaan hare stad nog drie jaren kloekelik beschermd hebbende, en meest alle gedood weesende de Romeinen [en vernielden] de gansche stad Carthago, innamen ende vernielden die zoo langen tijd Romen naa de kroon had gesteeken, jaa doen beeven.

Hier naa (anno 565, naa de bouwing der stad Romen, en die tijd-reekening sal ik door alle deese Historien volgen) ontstond ‘er oorlog teegen Antiochus, Koning van Syrien, en deeze wierd door Scipio Asiaticus, broeder van Africanus, ten onderen gebragt.

Door deese menigvuldige victorien, der Scipiones gevoegd met de treffelike afkomst en de deugden der selven , was ’t volk hun soo gunstig geworden, dat men oover hun geene justitie konde oefenen; want de voortreffelike deugdsame Portius Cato, weetende dat de twee gebroeders L. Scipio Asiaticus, en P. Scipio Africanus ’s Lands goederen aangeslagen, de gemoederen der soldaten daarmeede gecorrumpeerd ofte tot sig getrokken ende daarenboven sig selven daar meede verrijkt, of tot hun eigen gebruik geappliceerd hadden: konde in den jaare 570. wel uitwerken, dat eenige Tribuni Plebis, L. Scipio Asiaticus, daar van beschuldigden. Maar het volk doemde hem niet, dan in een geringe geld-boete. En P. Scipio Africanus, daar naa, ook veel swaarder, voor de Roomse Burgers beschuldigd zijnde, was wel zoo stout, dat hy op de pointe der beschuldiginge niet begeerde te antwoorden, maar zeide: Romainen, op zoo een dag versloeg ik de Carthaginensers in Spanjen, en op zoo een dag verwon ik Hannibal in Afriken, daar vooren hebben wy de Goden niet genoegsaam gedankt, ik gaa in ’t Capitolium om ’t zelven te doen; die my, en de Republike liefd, volge my. Dit gezegt hebbende, ging heen, en wierd van alle de omstaande Burgers, die hem hadden behooren te veroordeelen, gevolgd. De Tribuni Plebis zig dus bespot ziende, meenden hem korts daar naa te vangen; maar hy won ondertusschen de vriendschap van den aansieneliken Tribunus Plebis Tiberius Gracchus, wien hy zijn dogter gaf, en die belette de apprehensie; sulks Scipio Africanus eindelik, om voor altijds zig de magt der Tribuns te ontrekken (in volgende den Raad van ’t Senaat, en van Tiberius Gracchus, zyn schoon-zoon,) buiten Romen op een zijner hoeven ging woonen, al waar hy kortelik van hartseer in ballingschap stierf.

Maar ’t Senaat, en den Adel ging onder-en-tusschen naar ouder gewoonten, voort, met oorlog uit oorlog te zayen; alle lasten, daar toe noodig, op den gemeenen Burger te leggen, en alle voordeelen der conquesten, waar oover zy, en niet de gemeene Burgers, het bewind hadden, tot zig te trekken. Want vermits de conquesten nu alle buiten Italien gingen, was het arm volk van Romen niet, gelijk als voorheen, geneegen, Colonien in de bebouwde Landen maakende, daar te gaan woonen, en de onbebouwden verpagtede het Senaat gemeenelik aan de meest-biedende voor eenige korte jaaren; maar die pagt uit zijnde, liet het Senaat dan die zelfde al opgemaakte Landen, voor de zelve prijsen, komen aan iemand uit den haaren, die als dan de gemelde Landen door hun Slaven deden bouwen; waar door den Adel al te magtig, en deese geconquesteerde Landen gansch verwoest wierden.

Deese gruwelen der Eedelluiden, sag die doorlugtige Tiberius Gracchus, en tragtede in den jare 620 (leges agrarias) de verouderde wetten, die zekere maat op het besitten der vaste goederen hadden gesteld, te verniewen, en drongse ook door; maar met deese moderatie, dat behalven de vijf honderd morgen van ouds, een vader voor zyn zoon, ook twee honderd vijftig morgen lands zoude mogen besitten. En ’t gunt iemand daar boven had, zoude de Republik, mits de waarde betaalende, aanslaan. En om dese Wetten duursaam te maaken, drong hy ook door dat aan alle inwoonders der omleggende Italiaanse Landen, het volle Regt van Rooms-burgerschap wierd gegeven. Ia dat meer is, om die tyrannige magt des Senaats voor altijds te breeken, soo wrogt hy uit, dat drie honderd (Equites) aansienelike Borgers, van tijd tot tijd door de Borgers wierden gekooren, om in plaatse van het Senaat, by appel te oordeelen oover alle Processen, die weegens de geconquesteerde Landen vielen. Daar-en-boven was hy voornemens den gemeene Burgers voortaan alle de officien, niet alleen binnen Italien vallende, gelijk als voorheen, te doen begeeven; maar ook tot haar te brengen het begeeven aller Officien, buiten Italien vacant werdende, die nogtans door het Senaat plagten begeeven te werden: Maar zoo als Tiberius Gracchus de burgers by wien als in een populare regeeringe, alle opperste magt was, immers behoorde te weesen; hier toe voor het Capitolium had vergaderd, en deese ordre bynaa had doorgedrongen, was het Senaat, en den Adel niet willende afstaan van soo groote voordeelen, daar haar keuken van rookte vergaaderd in ’t Hof, alwaar Scipio Nasica, soon van den doorlugtigen Veldoverste Cneus, die voor den Vaderlande seer kloekelik gevogten hebbende, eindelik [Cneus die] in Spanjen verslaagen wierd, het meeste woord voerende, sijn reden besloot met deese woorden: sterve de Tyran Tiberius Gracchus! die my lief heeft, volge my; en sig van den ganschen Raad gevolgd ziende, ging regt naa het Capitolium, alwaar de Burgers door dat aansien des geheelen senaats, en veeler andere seer uitsteekende doorlugtige eedelluiden verbaast wierden, en verschoven. ’t Welk Tiberius Gracchus siende, ook meende te ontgaan; maar den Adel overviel, en doode hem, met omtrent drie hondert van zijn geselschap; en veele anderen van zijne vrienden, of die meest voor de vryheid waaren, wierden daar naa, zonder eenige form van Regt, sommige gebannen, en sommige gedood. Nogans om niet de aller eenvoudigste Borgers klarelik te doen sien dat de Eedelluiden de Vryheid der Republike verkragteden ende den Staat selfs ooverheerden, soo gelieten sy sig het niet dan op den oproerigen T: Gracchus en syn aanhangers geladen te hebben en sig met den ondergang der selven te willen genoegen: en daarom wierd de Wet op vaste goederen, bevestigd door ’t Senaat, en Scipio Nasica, die zig teegen d’executie derselve stelde, wierd des ugtens verworgt in zyn bedstede gevonden.

Cajus Gracchus alsoo kloek, deugdsaam en welspreekende als zyn broeder Tiberus, veinsde eenige jaaren naar een synen Broeder vergeeten te hebben, en die saak niet aan te trekken, maar ’t Senaat ziende dat hy anno 629. weesende (Questor,) Betaals-Heer van ’t heir in Sardinien, aldaar zeer geagt wierd, begon hem te vreesen, en zond daar een ander heir, met een Consul, om hem den voet dwers te zetten, zulks hy dat verliet, en ging te Romen, alwaar hy anno 632 door ’t Volk Tribunus Plebis zijnde gemaakt, van tijd tot tijd veele Wetten, den Burgerliken stand voordeelig, voorstelde en doordrong; ’t Senaat dat ziende, en de Wetten om zijn groote gonst by het Volk, moetende approbeeren, spande aan met Livius Drusus, ook Tribunus Plebis, namentlik dat hy ook Wetten ten voordeele der Burgers voorstelde, beloovende die te sullen approbeeren, maar voortaan nietwes van ’t gunt Cajus voorstellen zoude; soo dat het Volk, ziende zy swaarelik verkreegen, ’t geen Cajus, maar ligtelik ’t gunt Livius voorstelde, in zyn gonste verflaauwde; hier by quam nog, dat Cajus zelfs al te yverig was, in d’ordre en Wetten ook buiten ’s Lands uit te voeren; niet merkende, dat hy de eer en baat die daar aan vast was niet genoeg met zijne vrienden deelde: en niet genoeg geloovende dat zyn vyanden, zig in zyn afweesen, konden sterken, maar bevond het zelven van Carthago komende, want wederom eenige niewe Wetten, den Volke voorstellende, had den Adel zo veel Stee-Burgers gewonnen, en jaloers gemaakt op de Buiten-Burgers, die door Tiberius Gracchus het regt van stemmen verkregen hadden; dat de Burgemeester, feitelik en teegen regt gebiedende, alle Itaaliaanse Burgers uit de vergaderinge, en stad, op lijf-straffe, te vertrekken, daar in gehoorsaamd wierd; alsoo de meeste Stee-Burgers den Burgemeester toe, en Cajus afvielen; jaa zijn Colleegen zelfs, namentlik de andere Tribuni Plebis waren in zyn afweesen meest door ’t Senaat gewonnen, en nijdig op hem geworden; want als hy versogt in het Tribunschap gecontinueerd te worden, kreeg hy wel de meeste stemmen der Stee-Bugers; maar de Tribuns rapporteerden ter quaader trouwen, waar door hy niet verkrijgende, slegts Burger, zonder eenige bedieninge wierd.

De (Consules) Borgemeesters en den Adel nu in den jare 634, den regten tijd gissende te wesen, om de magt der gemeene Burgers te verkragten, deeden eenige krijgsluiden uit Candien heimelik in Stad koomen, en bragten alle hun aanhang in waapen, voor ’t Hof, voorwendende in het eersten, dat sy nietwes begeerden, dan dat men alle de niewe Wetten, die hun naadeelig waren, soude vernietigen. Waar teegen Cajus, en andere Tribuns, wiens magt niet buiten Stads-muuren strekte, ook met hun aanhang in wapen komende, niet konden opwegen, sulks zy tot tweemaalen alle reedelike conditien van accoord voorsloegen, ’t welk nietwes uitwrogt, dan dat het den Adel des te stouter maakte, sulks de Consul met trompet deede omblaasen, vergiffenisse voor allen die Cajus afvielen, en soo veel gouds voor die hem ’t hooft afsnee, als ’t swaar woeg; waar door veele hem afvielen, en hy zelf, buiten Stad vlugtende, gedood wierd; daar-en-boven wierden, binnen Stad, zonder eenig forme van Justitie, nog wel drie duisend van sijnen aanhang gedood.

Hier naa heerschte den Adel alzoo baldaadig, als ooit: en ondertusschen was Cajus Marius, van geringe Burger afkomst, in den oorlog soo aansienelik geworden, dat hy door ’t Volk Tribunus Plebis wierd gemaakt, alwaar hy zeer stoutelik de voordeelen des Volks teegen ’t Senaat beyverde: korts hier op, anno 647. wierd den oorlog teegen Iugurtha die seer schelmagtig zyn twee Broeders doodende zig koning van geheel Numidien had gemaakt geresolveerd, Metellus, voorneem Edelman, en Marius die van seer geringe Borgerlike afkomst was stonden beiden naa ’t Veld-heerschap, Marius wierd met eenpaarige stemmen van ’t Volk gekooren, en volvoerde dien oorlog gelukkelik, terwijlen de Cimbren veele honderd duisenden sterk, uit Deenemarken, door Duitsland, en Vrankrijk trekkende, alles doodeden wat hun voorquam. Jaa selfs tot driemalen de Roomse Heiren verslagen hebbende, soo beefde Italien en Romen soodanig, dat men in deese nood de partyschap, en Wetten vergeetende, in den jare 651 Marius continueerde in ’t Consulaat ofte Veld-heerschap tot vier-maalen toe, om deese vervaarelike Cimbren t’ooverwinnen, en hy deede ’t ook loffelijk in verscheide veldslagen.

Toen stak het Volk weederom het hoofd op, maakende den triumphanten Marius ten sesden-maale Burgermeester, en een Wet, dat een Senator door ’t Volk afgeset, nooit weederom tot Senator zoude mogen werden gekooren; de Wet op vaste goederen wierd vernieuwt, met dit aanhang, dat die Senators op boeten van 12 talenten, (7000 Rijcxdaalers) binnen 5 dagen zouden belooven met eede, die Wet te doen onderhouden. Marius seide opentlik in ’t Senaat dat die Wet incivil was, en dat hy niet sweeren zoude; daar op volgde Metellus, die zeide liever te zullen sterven, als die Wet besweeren, en wierd op die voet van den meesten Adel gevolgd; ondertusschen wierd zy van veele anderen beswooren; Marius swoer ook den lesten dag, die Wet te sullen doen onderhouden, indien zy wettelik was, (want die ‘er tegen waren, zeiden,’t donderden als mense maakte, en dan ware zy onwettelik geweest,) Dus behiel Marius zyne reputatie, en Metellus met zijnen aanhang, niet willende sweeren, wierd gebannen.

Saturninus Tribunus Plebis, autheur van die Wet, wierd hier door zoo baldaadig, dat hy zig oopentlik Koning liet noemen, en door zijne trawanten deede dooden allen, die naa het Tribunschap stonden, daar in hy begeerde gecontinueerd te werden, maar alle Burgers, zelfs Marius: vielen hem af, en belegerden hem in ’t Capitolium, alwaar hy met zijnen aanhang gevlugt zijnde, sig door gebrek van water moest oovergeeven, en Marius wist geen beeter raad, om zijnen ouden vriend teegen de verwoedheid des Volks te bewaaren, als hem in den Kerker te werpen, maar ten hielp niet, ’t volk brak de deuren en dooden Saturninus met zijnen aanhang. Metellus vrienden, ’t Volk dus op hun voorneemste vyanden verbittert sienden; versogten van de vergaderingen der Borgeren dat hy weederom in stad mogte komen, en verkreegen ’t in ’t spijt van Marius; die zig toen niet seeker te Romen ziende, op eenig pretext naa Asien reisde.

Dus wierd den Adel weederom baldaadig, en daar naa wierd Sylla, hoofd-vyand van Marius, Burgermeester gekooren, in den Jaar 666. en door ’t lot viel Asien met den oorlog teegen den Koning Mithridates, als meede by gevolg de meeste Krijgsmagt, hem te beurt; sulks de Burger-luiden dapper vreesden, weederom t’eenemaal in de magt van den Adel te vallen. En Sulpitius, Marius vriend, Tribunus Plebis zijnde, 600 Soonen der aansienelikste Burgers (Equites) vergaadert hebbende, dreef de Consuls, die hem teegenstonden, uit de stad, en vergaderde daar na de Burgers, die toen Syllas Commissie introkken, kiesende Marius in zijn plaatse. Sylla was in ’t Land van Napels, met het Heir dat hy geligt had, om daar meede in Asien te schepen, en ’t Heir aldaar te versterken, als Marius twee Colonels af-sond om dat tot zig te trekken, maar de Krijgs-luiden ter contrarie door Sylla opgemaakt zynde, veragteden de authoriteit des Roomsen Volks, jaa dooden die Colonels, en Marius deed’ in weerwraak veel van Syllas vrienden te Romen dooden: waarom Sylla, met alle zijn magt in 36000 mannen bestaande, regt op Romen trok: de Consuls eerst, en daar naa ook ’t Senaat versogten door Gesanten, hy tot een accoord verstond, en niet in stad quame met zoodanige heir: hy gaf goed, maar twijffelachtig antwoord, waar door men zig slappeliker ten teegenweere bereidende te Romen, daar Sylla ondertusschen haastig naa toe trok, en verslaagen hebbende al wat hem teegen quam, nam de Stad in, stelde geld op twintig zyner vyanden hoofden, en Merula tot Burgermeester, neevens hem, in plaatse van Cinna.

Hier naa trok Sylla met sijn Heir teegen Mithridates in Asien, daar hy veele treffelike victorien, en nog meer de gonst zijner Soldaten won. Ondertusschen was de ooverwinnende Adel te Romen weederom zoo baldaadig geworden, dat het yder Burger verdroot, zelfs weigerden zy den Samniten het Burger-recht, dat hun te vooren door het Volk vergond was, en quamen daar over met de Samniten in oorlog, waar door niet alleen Cinna die te voren door Syllas komste uit Romen gevlugt was, weederom in Italien derfde keeren, en volk versaamelen; maar in den jare 667 quam Marius, en sijn Soon met eenige Soldaten uit Afriken in Italien, en beloovende de vryheid aen alle Slaven die hem toevielen, vergaderde hy ‘er een groot getal, daar-en-boven beloofde hy de Samniten alles ’t gunt zy begeerden, en kreegse aan zijn zijde, ja zelfs Metellus die teegen de Samniten oorlogde, niet vermaard zijnde zoo goed krijgsman te wesen, als Marius, moest zien dat veele zijner Soldaten tot hem ooverliepen. Alle deese troupen gevoegd met die van Cinna, maakten een goed Heir; waar meede Marius naa Roomen trok, alwaar Appius Claudius, voor deesen een zijner Soldaaten geweest zynde, hem de Poort oopende, die hem in ’t waaken toebetrouwt was, ’t Senaat, nu weederom versogt hebbende, dat Marius wilde belooven vreedsaam in te trekken, en niemands bloed te storten, kreeg soo law een antwoord, dat de meeste Senateurs goet vonden, liever tot Sylla te vlugten, als hem te verbeiden. En niet te vergeefs, want Marius in stad gekomen zijnde, doode niet alleen veel zijner vyanden; maar stelde ook geld op ’t lijf van veelen die gevlugt waaren, alle hunne goederen ten voordeele der Soldaaten verbeurd maakende, jaa zelfs, veelen die hem quamen begroeten, flawelik bejegent zijnde, wierden in ’t weg-gaan gedood door zijne Trawanten, verhit op goed en bloed. Sulks zijn Vrienden hem ook met schroom genaken moesten. Cinna en Sertorius, die Marius grootste en aansienelikste vrinden waren deese wreedheid haatende, oovervielen deese moorders des nagts, in hun Leeger, en doodense: waar mede dit moorden gestut zijnde, wierd Cinna ten gezetten tijde door het Volk in het Burgemeesterschap gecontinueerd, en Marius ten sevenden maale tot Burgemeester gekooren, maar Syllas groote victorien, en preparatien, om met een magtig Heir in Italien te komen, ontstelde deesen ouden man zoo seer, dat hy ‘er kort van quam te sterven, en Carbo, anno 668, in zijn plaatse Burgemeester gekooren wierd.

Toen gebruikten deese Aanhangers van Marius die schoone tijtel, en authoriteit van den Raad en Volk van Romen, waar door Valerius Flaccus gekooren wierd, om Sylla in ’t gouvernement teegen Mithridates te succedeeren, en voorsagen hem met een tamelik Heir, daar hy meede overscheepte in Asien om den selven te dwingen; maar ondertusschen was Sylla met een goed Heir uit Asien in Griekenland gekomen, laatende nog een goed Heir onder sijn Lieutenant Fimbria in Asien, en vermits zijn Soldaten niet alleen victorieus hadden geweest, maar ook alles hadden ten beuite gekreegen, dat zy den vyanden konden ontneemen, jaa daar-en-boven ontfangen hadden, alle ’t gunt Sylla, zelfs door onmatige schattingen en impositien, zoo den onderdaanen als den geallieerden van de Republik, had konnen afperssen; was het Krijgsvolk hem zoo toegedaan, dat het op de naam van ’t Senaat, en Volk van Romen niet paste; ter contrarie, ’t meeste volk liep van Valerius Flaccus tot Fimbria oover, sulks hy in Asien verslagen bleef. Ondertusschen zynde in den jare 670. [was, anno 670] Sylla gekomen te Durazzo, daar hy alle de Scheepen uit Asien en Griekenland had doen vergaaderen, om op Italien te scheepen; en vreesende, dat zijne Soldaaten met den rijken beuit naa by huis zijnde, hem zouden verlaaten; riep de zelven bij een, prees haar dapper, wegens lange diensten, en bevogten victorien, waar door de Republik, weldaaden en Triumfen schuldig was; maar dat ter contrarie, door zijn, en hunne vyanden, te Roomen voor haar niet dan dood, ballingschap, en verlies van goederen te verwagten stonden, ten waare zy by een bleeven, en aldaar zoo sterk quamen, dat zy alle het zelven deeden vallen op die ondankbare vyandige meede-Burgers; dit gezegt zijnde, versogt hy eerst dat de Kapitainen met eede wilden beloven, hem niet te verlaaten voor dat het zelven zoude weesen uitgeregt; zy deeden’t, en daar naa ook alle de Soldaaten. De gedeputeerden van ’t Senaat versogten, hier de vreede tusschen hem, en zijn party te mogen maaken, en kreegen tot antwoord, hy geen vriend van beulen wilde zijn, en dat alle die hem toevielen, ‘er best aan zouden weesen. Ondertusschen hadden de twee Roomse Burgemeesters Carbo, en Cinna magtige Heiren in Italien, en Dalmatien vergaaderd, meenende Sylla te zullen verslaan eer hy konde ooverscheepen; maar eenige troupen weigerden teegen hun meede-burgers te vegten, en Cinna hun tragtende daar toe te dwingen, wierd zelfs van syn weederspannige krygsknegten gedood; soo dat middelertijd Sylla in den jare 671. ooverscheepte in Italien, alwaar Metellus met een Heir, en Pompejus met een Legioen, als meede veele andere Edelluiden met Soldaten, die te vooren geveinsd hadden, Syllas vyanden te weesen, hem toevielen: soo dat eindelik de jonge Marius, de Consuls Scipio, en Norbanus, met andere hun Lieutenanten, in verscheide veldslagen, neevens eenige honderd duisenden verslagen zijnde, Sylla in den jare 672. binnen Romen quam, ’t Volk bij een riep, en in ’t breede voorgedragen hebbende zijn’ reedenen om den Staat te herstellen, deed’ hy de vergaderinge des Volks scheiden, en proscribeerde ofte bande 40 Senators met 1600 voornaamste Burgers, (Equites) settende op yders lijf 1200 Rijcxdalers, deese wierden niet alleen gedood, maar de gierigheid en stoutheid der executeurs ging zoo verre, dat zy ook doodeden, alle die familiaar met de zelven waren geweest, ofte dien zy om andere oorsaaken haateden. Hier oover derfde niemand by Sylla klaagen, uit vreese van zelfs verdagt te werden, tot dat eindelik de jonge Metellus vertrouwende op zyn naawverknogte vriendschap in volle Senaat voor Sylla uitberstede, hem seggende; Immers indien gy wild oover menschen gebieden, zoo laatse dan niet alle gedood werden; maar verkondigt een lijst van die gy wilt behouden, op dat niet vrienden en vyanden in de zelve kommer leeven, ofte ten minsten, maak een lijst van die ghy wilt dooden. Sylla antwoorde: ‘k sal, en sette korts daar aan 80 namen op de doodrol. Waar over een yder mompelende, deed hy ’s anderen daags nog een rol van 220; en ten derden dage nog een andere rol van 220 afkondigen ofte aanplakken; soo dat de verbannen 4700 uitmaakten; alle van de rijkste en treffelikste Burgers, waar onder veele andersins onnosele. Nogtans waren alle dese wreedheden niet genoeg, om de gierigheit der Soldaaten te stoppen, maar wierden ook gepleegt in veele andere Steden. Evenwel, gelyk ’t gemeenelik den geweldigen schenders der vryheid hunnes Vaderlands gaat, ging het hier ook want deese actien eerst den Senaat, en daar naa den Volk voorgestelt zijnde, wierd Sylla, als goede Iustitie gepleegt hebbende, bedankt, en t’ sijner eere een gout beelt op de markt gestelt. Jaa ’t Senaat vont zig zoo zeer genootsaakt hem te vleyen, dat het hem in den jare 673. Dictator maakte (hoewel ‘er in 120 jaaren geen was geweest) en dat zonder bepaalden tijt, of plaatse, maar in teegendeel van dien met magt te dooden, confisqueeren, steeden te vernielen, te bouwen, en Colonien te maaken, alles naar zijn gelieven. Voorts maakte Sylla van 10000 slaaven der verbannen Meesters,Burgers; en 200 niewe Raats-heeren uit den Burgerliken stant, in plaatse der gedooden, ofte gevlugten; en deelde alle de Landeryen en der Italiaanse steeden van Marius zijde, aan zijne 27 Legioenen, maakte door ’t Volk veele niewe Wetten; onder anderen, dat geen Tribunus Plebis soo lange die dat amt bekleedede tot andere diensten kiesbaar zoude weesen, en niemant tot hooge dan die de lager had bedient; als by voorbeeld van Ontfanger, Schout, en van Schout, Burgemeester, waar toe nogtans niemant voortaan ontfankelik zoude weezen die binnen de 10 jaren ’t zelve amt had bekleet, en deede de zelve zoo streng onderhouden, dat hy, zelfs Lucretius Ofella, die hem zeer trow, en merkelike diensten gedaan had, op de markt dede dooden, om dat hy’er naa ’t Burgemeesterschap stont, nog Ontfanger, nog Schout geweest zijnde; voorts bragt hy het jaar door met pragtig triumpheeren, en ’t volk met Griekse Schouspeelen en kostelike maaltijden te onthalen; naademaal het gemeen volk sig altyds en oover alle met dien heiligen schyn laat mompen, soo offerde hy aan den God Hercules, die hem quansuis in syn loffelik werk had geholpen het tiende deel aller syne goederen, als daarmeede willende tonen hoe seer hy den godsdienst toegedaan was [ook offerde hy Hercules het tiende zijner goederen]. Daar na in den tweeden jare, namentlik, in den jare 674. deed Sylla een Consul kiesen, en ’t wierd in stilte ten einde gebragt, toen lei hy buiten alle verwagting zijn Dictatorschap af, en liet twee Consuls, naar gewoonelike maniere, door het Volk kiesen; zonder zig daar meede te moeijen: ter contrarie zoo ging hy als een privé Burger, op zijn Hofstede te Cumen woonen, daar hy naa twee jaren, van een etterbuil stierf. Jaa dat meer is, deese Tyran Sylla had in sijn leeven door alle deese voorverhaalde middelen de banden zijner Regeeringe zoo vast weeten te leggen, dat hy naa zijn doot opentlik met een Lijk-oratie te Romen gepreesen, en aldaar met Reuk-werk; dat de Roomse Juffrouwen daar toe vereerden, en dienvolgende gelijk als op publike kosten, verbrant wierd.

Terwijlen alle deese dingen te Romen geschieden, was Pompejus, als een van Syllas Kapitainen, besig, met Carbo in Cicilien, en Domitius in Afriken, als meede daar naa in den jare 679. Sertorius in Spanjen, onder te brengen: hoewel deese laatste met groote moeiten naa verscheide voor Pompejus ongelukkige Veldslagen, en verloop van eenige jaaren, van zijn eigen volk, in den jare 681. verraden, en gedoot wierd.

Naweliks was Spanjen in rust, of de Slaaf Spartacus, die met seventig Gevangens uitgebroken was, had in Italien reeds zoo grooten aanhang gekreegen van Gebannen, Malcontenten, ’t zy Borgeren, ’t zy Slaaven en anderen, dat hy meer als eenmaal de Romainse Heiren versloeg; tot dat in den jare 684. M. Crassus, nevens Pompejus Burgemeester geworden zijnde, den selven Spartacus, en omtrent 35000 mannen ter neder maakten. En hoewel Pompejus maar quam, als het swaarsten gedaan was; evenwel om dat hy dese vlugtende party gansch uitroeide, pretendeerde hy in ’t Senaat de eer van triumph, en ziende daar toe niet ligtelik te zullen geraaken, alsoo die rijke Crassus, meest alle zijn rijkdom verkreegen hebbende, met de goederen der Verbannen, ten tijde van Sylla, te koopen, van den Adel, en ’t Senaat meest vertrout, en begonstigt wierd: wende hy ’t op een anderen boeg, en wrogt uit, dat de Tribuni Plebis wederom in hun voorige magt, en vryheit die Sylla hun benomen had, gestelt wierden, waar door hy ’t gemeen volk aan sijn snoer kreeg, en triumpheerde in den jare 687. in spijt van Crassus die het triumph geweigerd wierd, door meerderheid van stemmen der Borgeren.

Ondertusschen was door deese Burger- ofte Inlandsen oorlog, de Zee soodanig [zoo zeer] met Zee-roovers vervult, dat A. Gabinius den Volke voorstelde, en doordrong (als zijnde Tribunus Plebis) dat Pompejus Generaal ter Zee gekooren wierd, met zoo veel Scheepen en Volk als hem goet dagt, en datter ordre gegeven wierd aan alle Bondgenooten, van Gibralter tot in de Levante, aan beide zijden der Zee, hem in alles te helpen, en ten dienste te staan, ja zelfs tot seventien mijlen diep in ’t Lant. Hier meede zuiverde Pompejus de Zee binnen drie maanden van alle Roovers. En Manlius een ander Tribunus, bewoog daar naa ook het Volk, dat zy Pompejus tot Generaal kooren over alle krijgs-magt buiten Italien, hier mede wierd Lucullus, die vrient van Crassus was, het magtige heir, dat hy tegen de Parthen commandeerde, ontrokken; en Pompejus, de door Lycullus by naa ge-eindigde Oorlogen tegen Mitridathes en Tigranes, ge-eindigt hebbende, keerde naa Romen, daar alle aansienelike Burgers hem, als een anderen Sylla, vreesden; Crassus zelfs vlugte van Romen, maar Pompejus dankte zijn Soldaaten te Brundusium af, en quam als een Burger te Romen triumpheeren sonder aldaar iemand syner vyanden te beleedigen ofte de Republike in eenige deelen der regeeringe ofte magistrature te veranderen door eenige krygsknegten.

Evenwel, vermits een yder begreep, dat Pompejus het selven [wat Pompejus] had konnen doen; kon hy by ’t Senaat zijn accoort met Mitridathes gemaakt, niet doen approbeeren; nochte van het Volk verkrijgen, dat de Rijke, Edele, dog schandelike Clodius, Tribunus Plebis wiert gekooren. Over zulks Pompejus siende dat hy niet alleen by het Senaat qualik stond, maar ook de gonst des volks verloren had, spande aan, om de Roomse Republik onder hun drien te vermeesteren, namentlik [spande hy weerdrom aan] met Crassus, ende [jaa zelfs] met Cinnas swager, Julius Cæsar; die van jongs op, ’t Volk met beleeft- mild- welspreekenheit, en schouw-speelen tot zig getrokken had, en successivelik Hoog-Priester en Schout, als meede (Proprætor) Gouverneur van Spanjen geworden was; en Iulius Cæsar meenende daar naa toe te reisen, was van zijn Schuld-eisschers voor een somme van 450000 Rijcxdaalders gearresteert, die Crassus voor hem betaalde.

Ondertusschen conspireerde Catilina, met veele van de voorneemste jonge Edelluiden, eersugtige spil-penningen, en naa men meend ook Iulius Cæsar teegen den Staat, hoopende de Republik door geweld en oproer te sullen hervormen naar hun welgevallen; maar Cicero, Burgermeester zijnde, had ‘er de lugt van gekreegen, door een Hoer, daar een der Conspirateurs meede verkeerde. En door de aanleidinge der zelve, een Brief onderschept hebbende, de zaak en verscheide namen der oproermakeren behelsende, deed hy die des nagts by den kop grijpen, en met kennisse van eenige Senators, dadelik heimelik in den Kerker dooden, hoewel teegen de Wetten; uitdrukkelik verbiedende een borger aan lyf of leeven te straffen ten zy alvorens daartoe met de meeste stemmen der Borgeren gedoemd weesende; om dat zy andersins zoo grooten aanhang en vrinden zouden hebben gehad, dat mense niet zoude hebben konnen dooden; en de Staat zelfs gevaar zoude hebben geloopen: maar nu vlugteden de meeste Mee-wustigen, en daar onder Catilina, uit der Stad, wierden voor vyanden verklaart, en met omtrent 5000 man, in een veldslag verslagen. De Grootsten bleeven te Romen ongemelt, en ongemoeit. En werd dit Catilinaas staan naar de souvereiniteit by alle Historie Schryvers en naakomelingen verfoeid en vervloekt, omdat hy soo kortelik ten onderen wierd gebragt: en dat het selven alleen geschied om deese reeden, kan men sien indien men geliefd te considereren dat Marius en Sylla, Pompejus, Crassus, Julius Cæsar en Augustus etc, die niet min, maar veel meer als Catilina behoorden te werden gevloekt, nogtans omdat sy in haar leeven grooter en langer aanhang hebben weeten te maken of wel de Republik verkragt en die aan hare erfgenamen gelaten hebben; by meest alle de Historie-Schryvers en naakomelingen, hoewel seer onregtvaardig- ofte onverstandiglik gepreesen, werden.

Julius Cæsar hier naa in den jare 692. victorieus uit Spanjen huiswaarts komende, tegen den tijd dat de Burgemeesters gekooren wierden, versuimde het triompheeren (dat men niet dan buiten stad zijnde, en na verloop van eenige dagen, mogt versoeken) om naa het Burgemeesterschap te staan, dat men ter contrarie, niet dan in de stad met witte kleederen te dragen, en ’t Volk aan te spreeken, doen konde. En gesterkt zijnde met Pompejus en Crassus aanhang, verkreeg hy ’t in weerwil van ’t Senaat, en den Adel. Toen stelde hy voor ’t verniewen van de Wet op ’t besitten van vaste goederen; en om ook ’t Senaat te behagen, stelde hy een andere Wet voor, waar meede den Censoors niet meer geoorloft ware, iemant der Senatoren in ’t opleesen over te slaan, en by gevolge af te setten; ten ware die te vooren in regte infaam verklaart ware; maar Cato stelde zigh’er evenwel tegen en wierd door Julius Cæsar daarom na ’t gevangenhuis geleid, dog ziende, dat de meeste Senateurs Cato volgden, ontsloeg hy hem, en deed evenwel met goedvinden van Pompejus en Crassus, de Wet op vaste goederen, door het Volk vernieuwen.

Onder-en-tusschen trowde Cæsar in den jare 695 de dogter van Piso, en gaf de zijne aan Pompejus. En door dezer, als mede des Volks gunst wierd hem tegen gebruik en Wetten, ’t gouvernement van Vrankrijk, niet voor een– maar voor vijf jaren, gegeven, alwaar hy door sijne victorien, miltheit, en beuiten, de soldaten tot zig trok. Crassus kreeg eenige jaaren daar naa ’t gouvernement van Asien, en wierd daar met zijn gansch heir van de Parthen verslaagen wiens einde ik hier vooraf verhale om niet meer verpligt te zyn van hem te spreeken, en aan te wysen waarom hy geen meester der Republike wierd. Cato die als een opregt patriot warelik voor de vryheid stond wierd Gouverneur van Cyprus gemaakt, daar hem weinig krijgsluiden noodig waaren, zulks hy waarelik verzonden, en zijn macht gebroken wierd. Pompejus wierd Gouverneur van Spanjen gemaakt, maar wist het zo te besteeken, dat hem wierd toegelaten ’t zelven te regeeren door Lieutenanten, tegens wetten en oud gebruik. Hier door kreeg hy aan syn hand de Spaanse krijgs-macht, en sterkte zich te Romen met Burgers, voornementlik met Ciceroos vriendschap.

En Julius Cæsar om te Romen, niet min als Pompejus machtig te konnen blyven, versuimde niet, alle jaren des winters, als de heiren stil lagen, in Lombardien, dat ook onder zijn gouvernement was, te gaan, met zo veel roofs als hy had konnen by een schrapen, hield daar raad met zijn vrienden die hem quamen besoeken, en besteede alle zijn beuit, om zijne Verplichtelingen te Romen aan officien der Republike te helpen. En hier door vonden zich Pompejus en Crassus genootsaakt uit vreese dat Cæsar te Romen komende Borgemeester ende hem alte magtig werden soude, in den jare 700 by den Volke soodanig te kuipen dat Cæsar noch 5 jaaren in dat gouvernement van Vrankryk gecontinueert wierde, en sy beiden onder-en-tusschen selfs tot Burgermeesters gekooren wierden. Deese vijf jaren bragt Cæsar nog op de selfde manier door, dit ‘er by voegende, dat hy op zijn eigen houtjen, Verbonden met de omleggende Landen maakte.

En dewijl men in den jare 705 en ten einde der vyf jaren delibereerde om Cæsar t’huis te roepen, won hy door 900000 Rijcxdaalders, den Burgemeester Æmilius, en C. Curio Tribun, beiden Pompejus vrinden, en versogt Burgemeester gekooren te werden, ’t Senaat liet hem weeten hy in eigener persoone, naar ’t oud gebruik, syn krygsvolk afgedankt hebbende, als een gemeen Borger syn versouk te Romen quame doen: hy weederom, dat Pompejus eerst zijn Krijgsvolk te Romen afdankte. In ’t Senaat eerst geproponeert zijnde door Pompejus vrinden, of, Pompejus zoude afdanken, wierd het zelven, om niet gantsch op Cæsars genaade te moeten leven, gansch ondienstig geoordeelt. Daar naa wierd door de selven ook voorgestelt, of Cæsar niet zoude werden geboden, ’t zy hy te Romen quame ofte niet zijn volk af te danken, naademaal ‘er aan die kant geen vyanden meer waren; en ’t wierd ook besloten. Curio dat ziende, stelde ’t ontwapenen van beiden voor, en ’t scheen men dat raadsaam zoude gevonden hebben om van beide deese gewapende wolven de Republik te ontlasten, en die naar en door wetten te konnen regeeren: maar de Burgemeester deed’ de Vergadering, volgens zijn magt; scheiden. Sulks [anno 705] Cæsar alleen wierd aangeschreeven, hy daadelik zoude ontwapenen, ofte vyant verklaart werden.

Onder-en-tusschen, leende Cæsar gelt van de Kapitainen die hy mistrouwde; en deelde alles wat hy konde by een schrapen aan zijne soldaaten; en de zelve hier meede, en met Oratien aan sig verpligt, teegen ’t Senaat gaande gemaakt, ende gemoedigt hebbende, trok na Roomen, nam ’t zonder slag of stoot in, alzoo Pompejus met den Senaat vlugte, Cæsar te Romen zijnde, stelde daar alles naar zijn welgevallen, trok kort daar aan naa Spanjen, en verwon daar met groote moeite de heiren van Pompejus luitenanten, zijne vyanden; door welke victorien hy in zijn afwesen Dictator gemaakt wierd en uit kragte van dien te Romen gekomen zijnde, alle Officien herstelde, en naa elf dagen, het Dictatorschap af-lei, blijvende Burgermeester; voorts maakte hy een Wet, dat alle vaste goederen den Crediteurs mogten zoo hooge in betalingen werden aangereekent, als voor ’t inlands oorlog: en stelde daar toe Taxeerders, en gelijk hy te vooren zijn soldaaten, naa Romen trekkende, had wijs gemaakt, dat hy ’t alleen deed niet om syn eigen voordeel of grootsheid op te regten, maar om de vryheid der Republike te bewaren, en ’t volk, dat door den Adel en Senaat verdrukt was, te helpen; soo gebruikte hy nu in alles tegen zijn vyanden, den tijtel van (Senatus Populusque Romanus) den Raad en ’t volk van Romen.

En Pompejus die genoegsaam met den gantschen Raat, beide de Burgermeesters, en veele duisenden Burgers te Durazzo gevlugt was; gebruikte ook den zelven titul, (Senatus Populusque Romanus,) De Raat en ’t volk van Romen. En had nu tijt gehad om daar een magtig heir te vergaaderen: als meede om zig Meester ter Zee te maaken. Evenwel wist het Cæsar soo te beleiden, dat zijn heir, in tweemalen, door gebrek van scheepen, uit Italien van Brundusium in Dalmatien wierd overgescheept, d’eene helfte door hem, en d’ander helft door M. Antonius geleid zijnde; hoe wel niet dan met groote schaaden: en Cæsar een tyd lang in Dalmatien met syn heir in grote benawdheid geweest zynde dwong eindelik Pompejus, die ook ten deele door zijn Raad daar toe gedwongen wierd, tot een hoofd-treffen; alwaar naa een groote neederlaag aan beide zijden, Cæsar te Pharsalien overwinner bleef; en Pompejus zo wel vervolgde, dat hy, nergens konnende vergaadering maaken, raadsaam vond naa Egypten te vlugten, tot den Koning Ptolomeus, wiens vader hy onlangs in zijn Ryk had herstelt; maar die, liever willende vriend van den overwinner, als dankbaar omtrent een ongelukkige zijn, deed hem den hals af-snyden.

Nogtans scheen deese wreedheid zeer verfoeid te werden van Cæsar, die doorgaans barmhertig, zelfs over zijn vyanden was, om dat hy kort daar op in Egypten komende, ook met gevaar van zijn leeven, en alle zijne victorien te schande te maaken, dien Koning door geweld van wapenen dwong, een gedeelte van zijn Rijk oover te geeven, aan zijn suster Cleopatra, ten zy men segge dat het waarelik geschiede om dat hy Cleopatra beminde, met welke hy genoegsaam opentlik boeleerde:(Tutumque Putavit jam bonus esse socer, Lucan.) En dat het hem nu niet schaden kon, maar wel voordeelig om de Borgers te konnen bedriegen weesen soude, indien hy vermaard wierd van barmhertig oover sijn dooden Swager, die by de Roomse Borgers een seer grote naam had naagelaten, en warelik een veel deugdsamer man als hy Cæsar selfs was, te zijn.

Hier op keerde Cæsar in den jare 706 te Romen en wierd ‘er Tribunus Plebis voor alle zyn leven: Dictator voor een- en Burgemeester voor vijf jaaren gemaakt, met magt alle de aanhangers van Pompejus te handelen, naar zijn welgevallen, eevenwel willende de seekerste weg ingaan om Heer der Republike te werden, ende te blyven, soo doode hy niemand, was ter contrarie minsaam tegen alle, en volgens de gewoonte der dwingelanden, (Pauperes implevit bonis & Divites dimisit inanes,) leende van de rijken, en schonkt aan den armen. Naa ’t welk, hy in den jare 707 in Afriken trok, om aldaar Jaba, Koning van Mauritanien, Scipio en Cato (die zig doorstak) overblijfselen van Pompejus aanhang, t’onder te brengen, (Victrix causa Diis placuit, sed Victa Catoni) twelk hem ook door Godes geheugenisse alsoo gelukte en dat gedaan zijnde wierd hy Cæsar weederom door ’t Senaat, in sijn afweesen, Dictator voor 10, Censor voor 3 jaaren gemaakt, met magt, alleen alle officien en digniteiten te begeeven, dit nam hy aan, in den jare 708 andere en veele ydele eere weigerde hy. Veele Fransen zijn’ verpligtelingen, maakte hy Senateurs, en een Wet, dat niemant voortaan langer als een jaar Burgemeester, ofte Schout zoude mogen weesen. Hier na trok hy in Spanjen, alwaar gedurende syn afweesen Cneus en Sextus, soonen van Pompejus, zig met een magtig heir gesterkt hadden, en naa veel moeiten quam ’t eindelik tot een hooft-treffen, daar gruwelik gevogten wiert, en Cæsar niet dan door geluk overwinner bleef, doodende 30 duisend man, waar onder ook Cneus. Sextus vlugte, en wierd met veele ballingen zo considerabilen Rover ter Zee als hier naa gezegt zal werden.

’t Senaat ziende, dat niemant voor de vryheit eenige waapenen had, maakte in den jare 709 Cæsar teegen zijn eigen Wet, Burgemeester voor tien jaaren, en Dictator voor altijt, met magt alle Finantien te handelen, en officien te begeeven, naar zijn eigen welgevallen: noemde hem Imperator en Protector van de vryheid der Republike, stelde ook een Garde voor sijn persoon, alles nam hy aan, behalven de lijfwagt, meenende hy genoeg van ’t volk bemint was, maar als hy korts daar aan met de saak sig niet vergenoegende opentlik naar de naam van Koning stont, en des nagts een kroon op ’t hooft zijns beelds gestelt was, wiert daar oover zoo zeer onder ’t Volk gemompelt, dat twee Tribuni Plebis vermoedende ’t zelven gedaan te zijn, door eenigen die weinig dagen te vooren, in een Schouwspel, lang leeve de koning Cæsar uitgeroepen hadden, (en van anderen tot verwondering niet gevolgt waren,) de zelfde roepers derfden gevangen neemen, by klaren dage, en groot gejuig van ’t Volk. En hoewel Cæsar, die twee Tribuns van hun amt afsettede, zoo gaf dit eevenwel geleegentheit en moed aan die brave mannen en dappere patriotten Brutus, en Cassius, gepardonneerde Aanhangers van Pompejus; en andere liefhebbers van de Vryheit, in den jare 710 te conspireeren teegen Cæsar en hem [anno 710] in volle Senaat te dooden.

Marcus Antonius, Lieutenant van Cæsar (Magister Equitum) en Burgermeester, wierd door de Conspirateurs gespaart, en ’t bragt de brod in ’t werk, want hoewel ’t Senaat tusschen partyen pais maakte, (amnestie) vergeeving en vergeeting van alle het voorgaande afkondigde, en Gouvernementen ook aan de moorders uitdeelde: zo versogt Marcus Antonius, die nu meende de naaste te zyn om de Republik te konnen vermeesteren dat Cæsar mogt opentlik begraaven werden; ’t weigeren scheen onmenschelik, ’t wierd toegestaan; en hier door kreeg hy geleegentheit, den dooden naar ouder gewoonte te prijsen. Voor het Volk eerst zijn Testament leesende, waar by yder Burger seeven Rijxdaalders waren gemaakt, en ziende dat den Volke aangenaam te zijn, voer uit teegen de Moorders, toonde Cæsars bebloede doorsteeken Rok. Waar door het Volk raasende, de huysen wilde verbranden der moorders, die zig hier door genootsaakt vonden buiten Romen te vlugten. Antonius hier op niet slaapende, maakte en brak Wetten, sette Officiers af en aan, en vermits het geschiede onder pretext, dat Julius Cæsar sulks in sijn testament geboden had, wierd alles door het Volk bevestigt: Sulks de Republik van meester niet ontlast maar veranderd was. Onderwyle quam naar Romen Octavius Augustus, eenigste Neef en Susters-zoon van Julius Cæsar, out seventien jaaren, in Grieken studeerende, [quam hier op] als naaste erfgenaam, zijn erf eisschen van Antonius, die zig in ’t besit van Cæsars goederen had gestelt, en nietwes konnende verkrijgen, nam hy ’t Senaat en Cicero die hoopten door dit voorval de Vryheid te beschermen te hulp; waar by zig ’t volk, en veele soldaaten, die Augustus door miltheit, en Cæsars memory had gewonnen, voegden: sulks Antonius, sig teegen alle de selven niet sterk genoeg kennende, op pretext van Cæsars moorders te vervolgen, Romen verliet, en in Lombardien een magtig heir vergaaderde, waar meede hy Brutus in Modena belegerde: maar ’t Senaat, meer zijne, als Brutus victorien vreesende, verklaarde hem te weesen vyand van de Roomse Republik, ten waare hy ontwapende; en als dat door Antonius wierd veragt sond de Republik [maar ten hielp niet, sulks] Augustus met een magtig heir hem tegen , en Augustus versoenende met Brutus, kreeg ook dat heir in zijn magt, waar meede ’t Senaat had verhoopt, altijts de Vryheit teegen Augustus te sullen konnen staande houden. Waarom het Senaat door de twee Burgemeesters, Pansa, en Hirtius, schielik een ander magtig heir vergaderde, onder pretext van Augustus seekerlik teegen Antonius te doen winnen, warelik om geen proy te blijven van den overwinnende, ’t zy Augustus, ’t zy Antonius, ’t viel nogtans anders uit; want Augustus den slag teegen Antonius wel quam te winnen, maar Pansa, en Hirtius wierden in den slag, en zoo men meende door Augustus beleit, gedoot; sulks hy ook meester wierd van dat heir, waar meede ’t Senaat had gemeent de Republik te bewaaren en toen sag ’t Senaat de waarheid van ’tgunt sy gevreesd had, naamentlik dat het deesen jongen wolf niet dan aan kragten ontbrak om soo veel quaads te doen als de ouden: want toen versogt Augustus absent, gewapent, te jong, alle teegen de Wetten, Burgemeester gekooren te worden, en verkreeg ’t naweliks, hoewel hy magtig veel gelts had gespilt, om stemmen te winnen.

M. Antonius was ondertusschen in Vrankrijk gevlugt, en daar, zoo door zijn magt, als ’t heir van Lepidus, en Plancus, die Gouverneurs van Vrankrijk, en hem toegedaan waren, zoo considerabel geworden, dat Augustus, geen kans ziende om hem, en de Vryheid der Republike gesamentlik te verkragten, met Antonius en Lepidus, in den jare 711 maakten de aansienelikste Liefhebbers des Vaderlands, ofte (Triumviratus) dat gruwelik heilloos verbond, waar mede sy alle de Landen des Roomsen Rijks onder hun Drien deelden, en op een rolle stelden, alle de namen der geenen die zy om andere oorsaken wilden gedoodt hebben: daar na voegden zy de heiren by een, en quamen gesamentlik te Romen, alwaar zy de droevige doodrollen aanplakten, en veele duisenden Burgers doodeden, waar onder veelen na ouder gewoonte geen grooter misdaad hadden begaan, dan dat sy boven deese Tirannen, en gemeene Burgeren, in deugden uitstaken, en dat sy veel goets besaten; men confisqueerde alles voor de soldaaten, wiens gonst deese drie dwingelanden van noden hadden en quam nog te kort, sulks men nog aansloeg de gansche huur van alle huur-huysen; die eigen bewoonden, moesten de helft betaalen; als meede de Eigenaars van Landen de helft van dat jaarliks inkomen. Maar die geschat wierden hondert duisent rijcxdaalders rijk te zijn, moesten eenmaal het geheel inkomen van een jaar, en daar-en-boven den vijftigsten penning aller hunne goederen geeven. En vermits deese omslagen en lasten, die over gantsch Italien, en over veel andere Provintien gingen, niet genoeg waaren voor zoo grooten getal soldaaten, zoo geboden zy nog daar na aan alle Rijke ingeseetenen, het tiende van alles te geven; waar in de Taxeerders zo onregtvaardig handelden, dat sy dikwils meer als nege tiende-deelen naamen van die hun de handen niet hadden gevult. Met het begeeven van alle Officien wiert even onregtvaardig geleeft, en ’t Senaat met wel duisent Raaden vervult.

Ondertusschen hadden Brutus en Cassius in Grieken tegen deese drie Tirannen, en voor de Vryheit der Republike zoo treffeliken heir vergadert, dat Antonius en Augustus zig genootsaakt vonden, met alle hun magt die teegen te trekken. Te Philippis wiert Augustus, de regter vleugel voerende, door Brutus gansch verslagen, ter contrarie wiert Cassius, ook de regter vleugel voerende, door Antonius zoo hart aangetast, dat hy zig genootsaakt vont, na een heuvel te wijken, dog Antonius de neederlaag van Augustus verstaande, hiel af, van Cassius te vervolgen en week in zijn leger. Brutus van ’t vervolgen der vyanden weederkeerende, en niet beter weetende, of Cassius had ook gewonnen, wiert van Cassius, die ter contrarie geloofde, dat Brutus, gelijk hy verlooren had, voor vyant die hem quam bespringen, aangesien; sulks hy uit wanhoop, zig zelven doodede. Brutus weesende de leste der geenen die waarelik de Roomse vryheid tragteden te herstellen, korts daar naa, in een andere slag zig ook overwonnen ziende, verviel in de zelve wanhoop, en doode zig zelven.

Careat successibus opto

Quisquis ab eventu facta notanda putet.

Onwaardig is hy eenig luk,

Die naar de uitkomst schat een stuk.

Te lande dus alles ondergebragt zijnde, dat voor de Vryheyd stond, was niemand, in den jare 713. overig dan Sextus Pompejus ter Zee; met een magtige Vloot, vervuld van hoopeloose Ballingen, die alles roofden wat zig op Zee derfde begeeven, en Sicilien met Sardinien in hun geweld hadden. Maar sy wierden zoo weinig geagt, dat Antonius en Augustus t’samen-spanden, om Lepidus in het deelen des Roomsen Ryks voorby te gaan, en alles tot hun beiden te trekken: ten deesen einde zoude Augustus tot Romen ofte in Italien blijven, met een deel van de krijgsmagt, om op Lepidus en Sextus Pompejus het oog te houden.

Antonius zijn Stief-dochter Clodia aan Augustus ten wijve, Lucius Antonius, zijn broeder, Burgemeester, en Fulvia zijn Wijf van een mannelik beleid, te Romen gelaten hebbende, meende daar door die stad in zijn geweld te konnen houden, en ging met de meeste krijgsmagt, om Grieken, Asien, en Afriken verder te bevreedigen en t’ooverwinnen: maar zijn vyandin Cleopatra, Koningin van Ægypten, wist hem zoo te believen, dat hy zijn oorlogen, Italien, jaa zijn eigen Vrouw vergat, en veel van zijne reputatie verloor. Sulks Augustus, syn eigen grootsheid booven zyn beeedigd verbond en Wyf agtende, in den jare 714. op eenig pretext Clodia verstoote, en Fulvia, met Lucius Antonius uit Romen joeg, en maakte pais met haar gemeenen Vyand Sextus Pompejus, die door zijn rooveryen groote dierte in Italien veroorsaakte.

Teegen Lepidus reuilde Augustus, ten deele door dreigementen, ten deele ter minne, ’t Gouvernement van Afriken dat veel grooter was, tegen dat van Vrankrijk, daar meest alle Soldaaten door Julius Cæsar memorie hem toegedaan waaren; dit alles kon hy uitwerken, vermits de naam van ’t Senaat en Volk van Romen aan zijn zijde was. Ondertusschen corrumpeerde Augustus de Vice-Admiraal van S. Pompejus, Menas, meenende zoo doende Pompejus met wien hy soo onlangs vreede had gemaakt te verraden ende des selven Scheeps-magt in zijn’ handen te krijgen, maar het mislukte hem.

Marius Antonius wierd eindelik door deese veelvoudige quaade tijdingen wakker verliet syn beminde Cleopatra, quam in den jare 715. met een zeer magtig Heir in Italien, hebbende den van Augustus onlangs getergden S. Pompejus op zijn zijde gekreegen; waar door ’t Senaat gelegentheid kreeg, tusschen deese weederzyds vreesende partyen, den pais te maken, die bevestigt wierd met een houwelik tusschen Antonius en Augustus Suster; en op S. Pompejus wierd niet gepast, sulks de zelve zig veragt ziende, de Zee weederom zoo onveil, en Romen soo benawt maakte, dat zy gedwongen wierden hem in de Vreede te sluiten, op conditien, dat hy Sicilien, Sardinien, en de Zee-vloot zoude behouden, en te Romen Opper-Priester, en Burgemeester, in den jare 716. gemaakt werden soude.

Maar soo haast als Antonius met sijn heir in Grieken gegaan was, tragte die trowlose Augustus, in vreede, Pompejus vloot te oovervallen, en wierd Augustus zelfs dapper geslagen, ’t welk Antonius verstaande, quam in aller haast met zijn heir en veel Scheepen, Augustus, zo ’t scheen, te hulp, waarelik om hem voort t’onder te brengen; maar hy vond Augustus zoo gesterkt, dat hy raadsaam vond hem 100 Galleyen, voor twee Legioenen te geven, en met deese magt keerde Antonius in den jare 717. weederom teegen de Parthen, daar hy een groote neederlaag kreeg.

Ondertusschen leed Augustus in den jare 718. ook twee malen groote schaade op Zee, door storm; sulks hy Lepidus met zijn Heir, uit Afriken te hulp riep, en kreeg, om Sex. Pompejus niet alleen ter Zee, maar ook in Sicilien aan te tasten; alwaar jalousy rees tusschen Augustus en Lepidus, yder willende gebieden, en vreesende sijn krijgsmagt, onder ’t bevel van den anderen te laten komen. Lepidus was de oudste, maar de zwakste en bevond daar-en-boven dat Augustus zijn Officieren door geld corrumpeerde; waarom hy met Sex. Pompejus heimelik tracteerde, maar eer ’t accoord gesloten was, kreeg Augustus ‘er de lugt af, deed’ haastelik Pompejus Vloot aantasten, en overwonse. Sulks Lepidus waarelik het Schaap zynde dat met een meineedige Vos, en met een wreeden Wolf het Triumviratus had gemaakt, naa deze victorie genoodsaakt wierd zijn krijgsmagt aan Augustus oover te geeven, en Pompejus blusschende zijn Admiraals-vuuren, begeerde geen geselschap van scheepen, om des te beter te ontkomen, en quam met zijn schip in ’t Eyland Lesbos, in meening zig in Antonius handen oover te geeven, op hoope dat die, zijns teegen Augustus van nooden zoude hebben: maar verstaande des selven groote neederlaag teegen de Parthen, en dat hy meer en meer op Cleopatra versot wierd, als mede ziende dat veele, Liefhebbers der Vryheid, ook teegen zijn begeeren, hem waren toegevallen, gedurende zijn’ overwinteringe in Lesbos, schiep hij moet, hoopende de krijgsmagt van Antonius tot sig te zullen trekken, en sond Gesanten om met de Parthen te handelen: Antonius dat verstaande, sond Titus met een vloot naa Lesbos, waarom Pompejus tragte met Antonius te accordeeren, maar ziende dat hy zijne nog kleine magt zoude moeten oovergeeven, vlugte op ’t vaste Land, wierd afterhaald, en aldaar in den jare 719. door Antonius last gedood.

Augustus niemand met waapenen ooverig siende als Antonius, verwierp, te Romen zynde in den jare 720, veel eerentitels die ’t Senaat hem gaf, zig zeer moderaat dragende, en veel schattingen afstellende, op dat de voorgaande excessen, Lepidius en Antonius mogten geweeten werden: en hebbende tot dien zijde toe geveinsd Antonius vriend te zijn, begond hy in den jare 721. eerst heimelik, en daar naa oopentlik, jaa selfs in ’t Senaat, Antonius vuyle liefde, en andere ooverdaaden bekend te maaken, sulks Antonius vrienden van Roomen moesten vlugten, en hy selfs vyand van den Staat door ’t Senaat verklaard wierd. Waar op in den jare 722. aan wederzijden dapper te Water en te Lande gewapend, en eindelik die vermaarde slag te Actium, en daar by, op Zee geslagen zijnde, Augustus overwinner bleef, en Antonius met Cleopatra naa Egypten vlugteden, alwaar zy zig zelven, in den jare 723, van Augustus vervolgd, en geen genade vindende, beiden uit wanhoop ombragten.

’t Senaat dus ziende, niemand in den jare 724. ooverig te zijn die voor de Vryheid ofte teegen Augustus streed, deed naar ouder gewoonte den triumpheerende Tyran alle bedenkelike eere aan; zyn geboort- en Victoriedag van Actium, wierd jaareliks te vyeren geordonneerd, en hy onder ’t getal der Goden gesteld, met magt oover alle Geestelike zaaken, daar en boven wierd hy ook Tribunus Plebis voor alle zijn leeven gemaakt, niet alleen met de ordinaire magt van een Tribun, namentlik, alle Senaats besluiten te mogen beletten, en verbieden maar ook met magt van selfs sententien te wijsen, oover alle vonnissen die men van alle Regters, soo Senaat, Prætor, &c. by appel voor hem mogt brengen. Ook beleid Augustus ’t werk zoo, dat in den jare 725. zijn Veld-overste Agrippa nevens hem Censor wierd gemaakt; toen verscheen hy in ’t Senaat, dat van ouds vierhonderd sterk was, en nu door d’inlandse oorlogen een yder, en bysonder Augustus sijn Gunstelingen in dat Collegie ingedrongen hebbende, omtrent uit duisend Senatores bestond, vertoonde in ’t lange, dat veele onwaardigen in dat doorlugtige Collegie waren ingesloopen, dat hy volgens amt gehouden was, onwaardige Burgers, Ridders, en Senatores af te setten; maar dat hy zeer noode daar toe komende, liever versogt, dat een yder zig zelven kende, en van zelfs after bleeve ter naaster vergaderinge en voortaan; sullende als dan de naam van Senator behouden, en buiten infamie blijven: vijftig deeden’t, maar ’t was hem niet genoeg, hy setten’er nog honderd en vijftig af, en eenige aansienelike zijne vrienden maakte hy in de plaatse. ’t Senaat dus van Augustus meeste vyanden en overige liefhebbers der vrye regeeringe gezuyverd wesende, quam hy’er naar allen uiterliken schyn seer ernstig d’ontslaginge van alle zyne diensten versoeken, vertoonende hoe ongeraaden het hem was, de sorge van zoo grooten Republik op zijn schouderen te laaden, en dat nog met perijkel van zijn leven te verliesen, door veel quaadwillige, en nijdige Burgers, die sig niet ontsagen, hem gedurig te lasteren, en naa te geeven, dat hy de vryheid der Republike had verkragt, ende naar de souverainiteit stond, en dat soodanige Burgers noit zouden ontbreeken, als hy regt handelde. Maar zijn vrienden ex compacto eerst spreekende, en van de anderen gevolgd zijnde, soo wierd hy gebeeden die magt altijd te willen behouden, en eindelik zoo verre verbeeden, dat hy nog tien jaaren alle de krijgs-magt, en Frontier-Provintien zoude regeeren, mits de vreedsame om hem te ontlasten zouden onder het Senaat staan, en dit was ’t gunt deese Capitain Generaal eigentlik sogt, namentlik quansuis met goedvinden der Regeerders alleen gewaapend te mogen blyven, om door syn krygsknegten daarnaa met schyn van Regt, en allengs, die voor deese gewapende, en nu door die konst wapenlose langrokken, naar syn pypen te doen dansen. De gadien van zijn Guarde wierd verdubbeld; Burgemeester wierd hy gecontinueerd tien jaaren naa een. En hy weigerde langer Censor te zijn, (dit amt duurde maar twee jaaren,) maar hy nam wel aan de niew gevonde titel van Magister morum, voor alle zijn leeven; hoewel die de zelve magt had. En op pretext dat de Burgers, van hunne affaires wierden getrokken, met Wetten te maken en oover de Borgeren van Romen criminele sententien te spreeken, gaf hy die magt aan ’t Senaat alleen: daar hy nu warelik alles vermogt en dienvolgende meester oover leeven en dood aller Borgeren wierd. Die tien jaaren uit zijnde, versogt hy weederom eeven ernstig ontslaaging, en liet zig quansuis naweliks voor tien andere jaaren verbidden; en gedurende dien tijd, wist hy, op pretext, dat veele saaken secretelik moesten werden beleid, te verkrijgen, (Dominatio paucorum Regiæ libidini propior, Corn Tacit.) dat hy jaareliks vijftien Senatores (Cabinet-Heeren,) zoude mogen uitkiesen, en met die alles verrichten, onder den naam van (Senatus, Populusque Romanus) den Raad en volk van Romen. Dus warelik eerst de gemeene Borgers ende daar naa het Senaat oovermeesterd hebbende, soo resteerden nog de verre en naageleege provintien voor hem alleen te doen buigen, ende om dat uit te werken, soo gebood hy op hoge straffen [Dus verbood hy], dat voortaan geen Gouverneurs van eenige Provintie, Soldaaten souden mogen aanneemen, sonder zijn, en Senaats goed vinden, en wierd Burgemeester gemaakt voor altijd; als mede in den jare 740. na Lepidus dood, en in sijn plaatse, Opperpriester.(Augustus ubi militem donis, populum annonâ, cunctos dulcedine otii pellexit; insurgere paulatim, munia Senatus, magistratuum, legum in se trahere, nullo adversante: cum ferocissimi per acies, aut proscriptione cecidissent. Ceteri nobilium, quanto quis servitio promptior, opibus & honoribus extollerentur: ac novis ex rebus aucti, tuta & præsentia, quam vetera & periculosa mallent). Sulks Cornelius Tacitus met seer grote reeden, syn’ korte Historie van des keisers Augustus leeven, aldus besluit: Naa dat de Kapitain Generaal, of Stadhouder der Roomse Republike, Augustus [(segt Cor. Tacitus)] de Soldaten door giften, ’t gemeen Volk door oovervloedige eetwaren, en alle Ingezeetenen door de soete vreede had gewonnen, stak hy allengs het Hoofd op, met de magt des Senaats, der Magistraten, en der Wetten tot sig te trekken. Waar teegen sig niemand settede, alsoo de moedigste Liefhebbers der Vryheid, door het Oorlog in Veld-slagen, of door het aanplakken der dood-rolle waren gesneuveld. En wat belangd de ooverige Edelluiden, hoe die sig vaardiger naar deese slavernie voegden, hoe sy meer door goed, en amten wierden verheeven, sulks deesen, door den niewen staat gebeetert zijnde, den teegenwoordigen seekeren stand, liever; als die oude, gevarelike saken, begeerden.

Dus verviel die heerelike Republik, na 150 jaaren worstelings, tot een Monarchie, en naar ouder gewoonte, onder de Successeurs van den bloede, onder vreeselike monsters van menschen, en ondragelike Tyrannen, gelijk breeder in Suetonius en C. Tacitus Boeken te leesen is.

 

naar boven |