Republiek

Romeinse Republiek

 

de Twaalf Tafels | de volksvergaderingen | de Gracchi volkstribunen


2. Romeinse Republiek: juridisch fundament

Res publica res populi: de plicht tegenover de staat

De Romeinse Republiek is volgens de overlevering gesticht door Lucius Junius Brutus – een strenge republikein – in 509 v. Chr. In die tijd was de stadsstaat Rome en het omliggende gebied (Latium) deel van de Etruskische monarchie. Brutus zou samen met Romeinse edellieden in opstand zijn gekomen tegen de despotische Etruskische koning Tarquinius Superbus (Tarquinius de Trotse) en zijn rechteloze kliek en werd daarop benoemd tot de eerste consul, het hoogste uitvoerende ambt in de Republiek. Het werd gewoonte dit ambt te delen en dus twee consuls (collegae) aan te stellen om alleenheerschappij te voorkomen. Consuls werden gekozen voor de tijd van één jaar.

Ook de andere gekozen magistraten werkten binnen een collegiaal systeem (werden per paar gekozen). Ieder ambt mocht slechts voor één jaar door dezelfde personen uitgeoefend worden.

Toen zijn twee zoons tegen de republiek samenzweerden, deed Brutus zijn plicht als consul: hij liet ze berechten en terechtstellen. Dit bleef een belangrijk kenmerk van de oude Republiek: de zelfopoffering voor de staat.

De Twaalf Tafels

De Romeinse wet werd in de vroege Republiek (ca. 450 v. Chr.) op Twaalf Tafels in brons opgeschreven door de Decemviri Consulari Imperio Legibus Scribundis (de tien consuls) en had oog voor bescherming van plebejers tegen onrecht (met name dat van lijfeigenschap door schulden), garandeerde een goede verdediging van aangeklaagden en respecteerde zoveel mogelijk het gewoonterecht. De Romeinse wetgeving is zonder twijfel de belangrijkste bijdrage van de Republiek aan de Westerse beschaving.

De jonge republiek benutte de zwakte van de Etruskische monarchie en veroverde heel Italië. In het leger (dus in de staat) speelden degenen die de beste wapens konden kopen de machtigste rol. De militaire elite werd gerecruteerd uit de oorspronkelijke Romeinse aristrocratie (patriciërs van de 35 gens of stammen) en de rijke middenklasse (equestrianen). Deze machtige groepen vormden de senaat, die de consuls en andere gekozen magistraten te controleerde.

De Senaat was het machtigste adviserende orgaan van de staat. De adviezen van de senaat kregen steeds meer de kracht van de facto wetten (in feite dus decreten). Aanvankelijk had de senaat 200 leden.

De volksvergaderingen

De Romeinse Republiek behield een sterk militair, bureaucratisch en elitair karakter. Om het volk (plebejers) tegen deze macht te beschermen, werd in 494 v. Chr. het ambt van tribuun ingesteld. Tribunen werden gekozen door de plebejers en kwamen op voor de rechten van het volk. Vandaar de afkorting SPQR (Senatus Populus Que Romanus): “namens de senaat en het volk van Rome”. Tribunen waren soms charismatische populisten die ageerden tegen de rijke grondbezitters en handelaren. Zij konden wetten die gemaakt werden door de senaat met een veto tegenhouden, net als onwelgevallige besluiten van magistraten.

De burgers waren georganiseerd in drie wetgevende volksvergaderingen (comitia) en hadden getrapt stemrecht; per clan, klasse, of kiesdistrict.

De oudste volksvergadering – die van de oorspronkelijke Romeinse stammen verdeeld in curia – heette comitia curiataen werd gedomineerd door de patriciërs. Deze vergadering koos hoofdzakelijk religieuze magistraten en kon aan magistraten het imperium geven (macht om bevel te voeren, meestal als opperbevelhebber van het leger).

De comitia centuriata – de belangrijkste volksvergadering – was georganiseerd op basis van klasse (classis: geroepen kunnen worden om met eigen uitrusting in het leger te kunnen dienen) en werd gedomineerd door de rijke landeigenaren en de middenklasse. Het volk dat te arm was om eigen wapens te kunnen kopen was “infra classem” (beneden de klasse) en kreeg slechts één stem, maar was wel gevrijwaard van militaire dienst.

De comitia centuriata koos onder andere de consuls en besliste over oorlog en vrede. In tijden van crisis konden de consuls een alleenheerser (dictator) kiezen voor de duur 6 maanden. Deze had een (beperkt) imperium om burgers in de pas te dwingen.

Het “peblisciet” – de volksvergadering per Romeins kiesdistrict – heette de comitia populi tributa en werd gewormd door de inwoners van een bepaald district. Het werd gedomineerd door de plebejers van de stad Rome en de rijke villabewoners van het platteland. Deze vergadering koos de tribunen en werd steeds belangrijker om de dagelijkse wetgeving te sanctioneren.

De rechtsspraak gebeurde door “staande juryrechtbanken” (quaestiones perpetuae). Juries hadden 50 tot 75 leden en bestonden uit senatoren en rijke middenklassers. Iedere jaar werden lijsten opgesteld van geschikte (dus elitaire) juryleden.

De staat van de Republiek werd verder bestuurd door machtige “kantoren” (ministeries) en een zeer uitgebreide bureaucratie, die zich vooral bezighield met het innen van belastingen. De druk door de bureacratie op de burgers onder de Republiek was vaak groter dan de druk door het bewind van de latere keizers (imperators).

De Gracchi volkstribunen

Burgerlijk protest tegen dit elitaire, drukkende systeem van met name de lagere middenklasse en de kleine zelfstandige boeren leidde tot de opkomst van de grote volkstribunen, de gebroeders Gracchus (zelf lid van een aristocratische clan). Tiberius Sempronius Gracchus (geb. 168 v. Chr.), de oudste broer, was een groot sociaal hervormer en werd tot tribuun gekozen in 133 v. Chr. Hij zorgde voor een grootscheepse herverdeling van land (Lex Sempronia Agraria) en deed het nodige voor de paupers. Toen hij zich opnieuw verkiesbaar wilde stellen – wat tegen de regels was – werd hij tijdens rellen vermoord.

In 123 v. Chr. deed zijn broer Caius Sempronius Gracchus (geb. 159 v. Chr.) een greep naar de macht om de hervormingen van Tiberius voort te zetten en werd gekozen tot tribuun. Hij wilde de plebejers en de middenklasse verenigen tegen de macht van de patriciërs in de senaat. De Lex Frumentaria bevoordeelde de kleine grondeigenaren en zorgde ervoor dat belastingopbrengsten voor een deel ten goede kwamen van het volk. De senaat, had de belastingen willen gebruiken voor het verrijken van de aristocratie. Met de Lex Judiciaria probeerde hij de ridders (rijke middenklasse) achter zich te krijgen door hen bepaalde rechten toe te kennen die daarvoor alleen door senatoren konden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld deelname aan juryrechtbanken).

Het lukte Caius wel om in 122 v. Chr. opnieuw tot tribuun gekozen te worden, maar in het jaar daarop werd hij tijdens rellen vermoord, net als zijn broer eerder was overkomen. Zijn hervormingen werden vervolgens teruggedraaid.

De sociale en politieke spanningen werden verder uitgevochten in een burgeroorlog, die uiteindelijk zou leiden tot de ondergang van de Republiek.


Andere belangrijke klassieke documenten:

Lijst van Romeinse consuls (509-31 v. Chr.) volgens Marcus Terentius Varro

De Twaalf Tafelen (450 v. Chr.)

Republikeinse moraal door Marcus Porcius Cato “Censor” (234 – 149 v. Chr.)

An Analysis of the Roman Government door Polybius (ca. 200-118 v. Chr.)

On the Republic door Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.)

On the Laws door Marcus Tullius Cicero

Brieven aan en van Brutus (43 v. Chr.) door Marcus Tullius Cicero

Philippicae redevoeringen tegen Marcus Antonius door Marcus Tullius Cicero

Leven van Marcus Porcius Cato “Uticensis” (95-46 v. Chr.)

De Providentia door Lucius Annaeus Seneca (c. 64 n. Chr.)

Annales I door Publius Cornelius Tacitus (c. 110 n. Chr.)

Klassieke Romeinse kalender

Herleving van de Romeinse republikeinse idee:

Reform of Florence door Niccolò Machiavelli (1520)

The Essays or Counsels, Civil and Moral door Francis Bacon (1625)

Van de Roomse Republike door Pieter de la Court (1662)

De geschiedenis van de vrijheid in de oudheid door Lord Acton (1877)

Republicanism and Democracy


 Onmisbare websites:

oudheid.nl

Constitution of the Roman Republic

CATO’S LETTERS
OR
Essays on Liberty, Civil and Religious, and Other Important Subjects
By John Trenchard and Thomas Gordon (1720-23)

Federalist Papers (James Madison, John Jay, Alexander Hamilton, 1788)

Classical Liberals


Gracchi broers

De Gracchi volkstribunen

“By Liberty I understand the Power which every Man has over his own Actions, and his Right to enjoy the Fruits of his Labour, Art, and Industry, as far as by it he hurts not the Society, or any Members of it, by taking from any Member, or by hindering him from enjoying what he himself enjoys. The Fruits of a Man’s honest Industry are the just Rewards of it, ascertained to him by natural and eternal Equity, as is his Title to use them in the Manner which he thinks fit: And thus, with the above Limitations, every Man is sole Lord and Arbitrer of his own private Actions and Property.”

Cato (vert. Thomas Gordon, 1722)

 naar boven |