Negen Actes van staatsregeling van de Bataafse Republiek (1798)

Negen Actes van staatsregeling van de Bataafse Republiek (1798)

 

 

Ik verklaar, eenen onveranderlijken afkeer te hebben van het Stadhouderschap, Foederalisme, de Aristocratie, en de Regeringloosheid. – Ik beloof, dat ik in alle de benoemingen, die ik heden zal doen, niemand stemmen zal, dien ik in waarheid geloove een aanhanger van het Stadhouderlijk, en Foederatief Bestuur, of voorstander van Aristocratie en Regeeringloosheid te zijn
Dit verklaar ik op mijne Burgertrouw.

Gelofte van de Bataafse volksvertegenwoordiger

 

Acte van staatsregeling 1798 (1)

Titul 1.

Van der verdeeling der republiek.

Artikel 1.


1. De Bataafsche republiek is één en ondeelbaar.

2. De oppermagt berust in de gezamelyke leden der maatschappy, burgers genoemd.

3. Het tegenwoordig grondgebied der Bataafsche republiek is verdeelt in agt departementen, met naame: het
eerste departement: van den Eems,
twee dedepartement: van den Ouden Yssel,
derde departement: van den Rhyn,
vierde departement: van den Amstel,
vyfde departement: van Texel,
zesde departement: van de Delf,
zevende departement: van den Dommel,
agtste departement: van de Schelde en Maas.

4. De departementale administratiën vergaderen in de volgende hoofdplaatsen: die
van het eerste departement te Leeuwarden,
van het tweede te Zwolle,
van het derde te Arnhem,
van het vierde te Amsteldam,
van het vyfde te Alkmaar,
van het zesde te Delft,
van het zevende in Den Bosch,
van het agste te Middelburg.

5. Ieder departement word ten spoedigsten verdeeld in zeven zoo na mogelyk gelyk bevolkte ringen en elke ring in verschillende gemeenten.

6. Behalven deze onderscheiding in departementen, ringen en gemeenten tot daarstelling der departementaale- en gemeentebestuuren ingerigt, word de geheel republiek nog verdeeld in grondvergaderingen en districten, geschikt tot algemeene verkiezingen en werkzaamheden des volks.

7. Het vertegenwoordigend lighaam regelt ten spoedigsten de byzondere bepalingen der verschillende departementaale omtrekken, ringen en gemeenten in ieder departement en der hoofdplaatsen in de onderscheiden ringen. Het doet daarvan eene algemeene kaart vervaardigen en door den druk gemeen maaken.

8. Deze verdeelingen en bepaalingen kunnen niet veranderd worden dan na verloop van vyf jaaren en dan nog alleenlyk tot vereffening van aanmerkelyke ongelykheid der bevolking of uit hoofde van eenig bykomend grondgebied.

 

Acte van staatsregeling 1798 (2)

Titul II.

Van de uitoefening van het stemvermogen der burgeren in grond- en districtsvergaderingen

 

Eerste afdeling.

Van de stembevoegdheid der burgeren.

9. Ieder ingezetenen der Bataafsche republiek heeft overeenkomstig het oogmerk, waartoe de maatschappy gevormd is, aanspraak op de bescherming van persoon en goederen.

10. Niemand echter kan, als Bataafsche burger eenen daadlyken invloed op het bestuur der maatschappy oefenen, tenzy hy in het openbaar stemregister der gemeente, waartoe hy behoort, zig hebbe doen inschryven. De inschryving word bepaaldlyk vereischt:
a) om zyne stem in de grondvergaderingen te kunnen uitbrengen
b) om eenigen post van bestuur, eenig ambt of bediening in de maatschappy te kunnen waarnemen
c) om eenig ambt, bediening of pensioen te blyven behouden.

11. Zy die zig mogen doen inschryven in zoodanig stemregister moeten hebben de navolgende vereischten:
a) dat zy den vollen ouderdom van twintig jaaren hebben bereikt, in de lasten van de maatschappy hun aandeel dragen en inboorlingen zynde ten minsten gedurende de laatste twee jaaren, doch vreemdelingen zynde, ten minsten geduurende de laatste tien jaaren in deze republiek hunne vaste woonplaats gehouden hebben en in staat zyn de Nederduitsche taal te lezen en schryven.
Dit laatste vereischte zal onmiddelyk na de aanneming der staatsregeling gelden ten aanzien van allen die door het volk tot eenige openbaare daad, post of ambt geroepen worden, doch voor het overige één jaar na de invoering deezer staatsregeling, ten aanzien van alle stembevoegden, die alsdan in het stemregister worden ingeschreven.
Ook kunnen vreemdelingen die de republiek te water of te lande gediend hebben, volstaan met eene inwooning van zeven jaaren
b) dat zy in handen van den voorzitter van het plaatselyk bestuur hebben afgelegd en geteekend de navolgende verklaaring:
“Ik houde het Bataafsche volk voor een vry en onafhanglyk volk en beloof hetzelve trouw. Ik verklaar mynen onveranderlyken afkeer van het stadhouderlyk bestuur, het foederalisme, de aristocratie en regeringloosheid. Ik beloof, dat ik in alle myne verrigtingen, hetzy als stemoefenend burger, hetzy als kiezer alle voorschriften der staatsregeling getrouwlyk zal opvolgen en nimmer myne stem geven aan iemand, wien ik houde te zyn een voorstander van het stadhouderlyk of foederatief bestuur, van de aristocratie of regeringloosheid.
Dit verklaar ik op mynen burgertrouw!”

12. Aan ieder zoodanig burger zal door het plaatselyk bestuur eene uitdruklyke acte van burgerschap door den voorzitter en secretaris om niet worden afgegeven.

13. Van de stemming zyn uitgesloten:
a) allen die zig zonder uitdruklyken last of toestemming van het gouvernement buiten s’lands met de woon hebbende begeven, na hunne terugkeering nog geene twee volle jaaren in deze republiek hunnen vaste woonplaats weder persoonlyk gehad hebben
b) allen die in eed of bediening zyn van eenige vreemde mogendheid of daarvan eenig pensioen genieten
c) alle leden van eenige buitenlandse corporatiën tot welker lidmaatschap, hetzy onderscheiding van geboort, hetzy aflegging van eenige godsdienstige gelofte vereischt word
d) alle lyf- en huisbedienden, die tot persoonlyken dienst behooren en inwoonen by hen welken zy dienen
e) allen die in wees-, diaconie, armhuizen of andere gestigten als behoeftigen onderhouden worden
f) allen die in het laatst afgelopen half jaar tot den dag der oproeping te rekenen uit armenkassen bedeeld werden
g) die om verkwisting, wangedrag of gebrek aan verstandelyke vermogens onder curateele staan
h) bankbreukigen mitsgaders diegenen wier boedel insolvent verklaard is, die hunne crediteuren derzelver agterwezen niet ten genoegen zullen hebben voldaan, niettegenstaande zy het beneficie van cessie mogten hebben verkregen
i) die door een burgerlyk decreet in staat van beschuldiging gesteld zyn, mitsgaders die welken in regten voor eerloos worden gehouden
k) allen die overtuigd worden voor geld of geldswaarde één of meerder stemmen bekomen of verkogt te hebben.

14. Zy die in het stemregister zyn ingeschreven en geduurende drie achtereenvolgende jaaren de grondvergaderingen, waartoe zy behooren, niet hebben bygewoond zonder voldoende redenen, staande ter beoordeeling van gezegde grondvergaderingen worden voor de daarop volgende drie jaaren ontzet van hunne stembevoegdheid en van alle publieke ambten, bedieningen en pensioenen.
Dezelfde uitsluiting voor den tyd van vyf jaaren heeft plaats ten opzigte van allen, die eenigen hun opgedragen post van bestuur zonder wettige redenen te beoordeelen door het ligchaam, waartoe zy geroepen waren, weigeren aan te nemen.
De laatste bepaling zal niet langer kragt hebben dan tot 1 january 1803, tenzy de wet dezelve alsdan vernieuwe.

15. Geduurende den tyd van ten minsten tien volgende jaaren na de aanneming der staatsregeling worden tot de inschryving in het stemregister niet toegelaten de openbare aanhangers van het stadhouderlyk en foederatief bestuur noch ook alle bekende wederstreevers van de groote beginselen der omwenteling van 1795.

16. Iemand vermeenende, dat de inschryving in het stemregister hem uit hoofde van art. 15 ten onregte geweigerd is, kan zich daarover vervoegen by het vertegenwoordigend ligchaam.

17. Over alle geschillen in eene grondvergadering ontstaande nopens de bevoegdheid van eenig burger om zyne stem uit te brengen, doet die grondvergadering zelve uitspraak, waaraan de beklaagde zig voor dien tyd moet onderwerpen, doch hy kan zich daarna, ter dier zake tot het vertegenwoordigend ligchaam wenden.


Tweede afdeling.

Van de grond en districtsvergaderingen.

18. Tot het geregeld uitbrengen van de stem der burgeren is de geheele republiek verdeeld in grondvergaderingen uit de naast by elkaar gelegene huizen, buurten of wyken zamengesteld, waarin de stemmende burgers uit iedere vyf honderd zielen en in districtsvergaderingen waarin de kiezers uit veertig grondvergaderingen byeenkomen.

19. Indien er na de afdeeling der grondvergaderingen hier en daar een overschot is van minder dan 500 zielen, word dat getal zo het beneden de 250 is gevoegd by de naastgelegen grondvergaderingen en indien het daarboven is, aangemerkt als een grondvergadering op zich zelve.
Van dit een en ander doet het vertegenwoordigend ligchaam ten spoedigsten een rooster vervaardigen.

20. Ieder stembevoegd burger, na vertoon van het bewys zyner stembevoegdheid, brengt zyn stem uit in eigen persoon en alleen in de grondvergadering tot welke hy behoort.

21. Krygslieden stemmen niet dan ter plaatse hunner vaste wooning, afgescheiden van hunne garnizoenen.

22. In de grondvergaderingen word niet alleen niemand of regtstreeks of van ter zyde aanbevolen, maar ook de stipste geheimhouding omtrend de stemmen aldaar in acht genomen.

23. Niemand verschynt aldaar gewaapend noch met eenige uniform of teeken van ambt, bediening of waardigheid.

24. Tot het bekomen van leden voor het vertegenwoordigend ligchaam van het Bataafsche volk worden in elke grondvergadering van het benoemend district by meerderheid van stemmen benoemd één persoon als vertegenwoordiger en één als deszelfs plaatsvervanger, beiden hebben stembevoegdheid, geene leden derzelve zynde en hebbende de vereischten by art. 32 omtrend de leden van het vertegenwoordigend ligchaam bepaald.
De wys van stemming geschied volgens het reglement lett. A.

25. Op gelyke wyze wordt gekozen een kiezer ter districtsvergadering, als mede een plaatsvervanger van den kiezer volgens reglement lett. A.

26. De benoemde kiezer en plaatsvervanger leggen onverwyld en openlyk in hunnen grondvergadering af de navolgende belofte:
“Ik beloof dat ik nimmer myne stem zal geven, dan aan bekwaame en deugdzaame mannen die de vereischten by de staatsregeling bepaald bezitten en dat ik als kiezer niemand zal benoemen, wien ik houde te zyn een aanhanger van het stadhouderlyk of foederatief bestuur of voorstander van aristocratie of regeeringloosheid.
Dit verklaare ik.”

27. Staande dezelve vergadering en daadlyk na het aflopen der verkiezing word aan den kiezer en plaatsvervanger een lastbrief gegeven, geteekend door den voorzitter en drie leden der grondvergadering van den navolgende inhoud:
“De grondvergadering van …… stemt tot vertegenwoordiger des Bataafschen volks ……. en ten einde deze stemming volgends de staatsregeling van kragt zy, ontbied zy den burger …… om als kiezer en den burger ……. des noods als plaatsvervanger van haare wege op de districtsvergadering te …… te verschynen.”

28. De grond- en districtsvergaderingen verrigten nimmer eenige daad dan die waartoe zy, hetzy door de staatsregeling, hetzy door eene byzondere wet van het vertegenwoordigend ligchaam zyn opgeroepen en zaamgekomen.

27. Zoodra deze werkzaamheid is afgeloopen, gaan denzelven onverwyld uit één.

 

Acte van staatsregeling 1798 (3)

Titul III.

De drie voornaame magten in eene welgeregelde republiek zyn:
1) de vertegenwoordigende hoogste magt
2) de uitvoerende magt
3) de regterlyke magt.

Van de vertegenwoordigende hoogste magt


Eerste afdeeling

Van het vertegenwoordigend ligchaam in het algemeen

30. Het vertegenwoordigend ligchaam is datgene, welk het geheele volk vertegenwoordigt en in deszelfs naam wetten geeft overeenkomstig het voorschrift der staatsregeling.

31. Geen lid van dit ligchaam vertegenwoordigt immer eenig afzonderlyk gedeelte des volks noch ontvangt eenen byzonderen lastbrief.

32. Tot leden van dit ligchaam zyn verkiesbaar allen, die in zig vereenigen de navolgende vereischten:
a) dat zy zyn stembevoegde burgers,
b) dat zy den ouderdom van dertig jaaren ten vollen bereikt hebben,
c) dat zy binnen deze republiek, zoo als die voor den jaare 1795 bestond of na dezen bestaan zal, geboren zyn, en aldaar geduurende de laatste tien jaaren of zo elders geboren geduurende de laatste vyftien jaaren hunne vaste woonplaats gehad hebben.
Dit laatste sluit geenszins uit die burgers, die in en na den jaare 1787 om politieke vervolgingen uit hun vaderland geweken zynde, voor den jaare 1796 daarin zyn wedergekeerd.

33. Tot leden van dit ligchaam zyn niet verkiesbaar :
a) leden van het uitvoerend bewind, dan drie jaaren na hunne aftreding uit hetzelve,
b) Allen, die zig aan eenigen kerkelyken eerdienst verbonden of aan eenige openbaar onderwys toegewyd hebben, tenzy dezelven alvoorens vrywillig afstand doen van hunne bedieningen.

34. Zy, die ambten of bedieningen van ’s lands wege bekleeden, worden daarvan ontslaagen, zoodra zy als leden van dit ligchaam zitting nemen. Geduurende den tyd hunner zittinge word een ander in hunnen plaats aangesteld door diegenen, aan welken de begeving staat dier ambten of bedieningen.

35. Aan geen der leden van dit ligchaam word geduurende den tyd zyner zitting eenig ambt of bediening opgedragen.

36. Niemand kan als lid van het vertegenwoordigend ligchaam zitting nemen, dan na alvoorens in handen van den voorzitter der algemeene vergadering of deze reeds uiteengegaan zynde in handen van den voorzitter dier kamer, van welke hy als lid door de algemeene vergadering verkozen is, te hebben afgelegd de volgende verklaring:
“Ik beloof op myne burgertrouw, dat ik als lid van het vertegenwoordigend ligchaam des Bataafschen volks de staatsregeling met all myn vermogen zal handhaven en nimmer op eenigerlei wyze medewerken of zal helpen besluiten tot eenig ontwerp strekkende tot wederinvoering van het stadhouderlyk of foederatief bestuur of ter begunstiging van aristocratie en regeeringloosheid, maar met alle myne magt dit alles zal tegenwerken.
Dit verklaar ik.”

37. Jaarlyks treed een derde gedeelte (of hetgeen daarby het naaste komt) van het volle getal der leden van het vertegenwoordigend ligchaam af en word vervangen door een gelyk getal nieuwe leden, gekozen op den, by het reglement letter B, bepaalden tyd en wyze, door die districten, voor welken de in dat jaar aftredenden opgekomen waren.

38. Ter bepaalinge van de orde, volgends welke deze vergadering zal plaats hebben, word in de eerste algemeene vergadering by loting beslist, welke leden het eerste, tweede en derde jaar zullen aftreden. En zal deze, door het lot daargestelde orde de tourbeurten der districten tot verkiesing van leden voor het vertegenwoordigend ligchaam voor de volgende jaaren bepaalen.

39. De aftredende leden zyn andermaal weder verkiesbaar, doch voor de derde maal niet, dan na een tydverloop van drie jaaren.

40. Eene plaats in het vertegenwoordigend ligchaam tusschentyds openvallende, word de plaatsvervanger des uitgevallenen onverwyld door het uitvoerend bewind opgeroepen om den nog overigen tyd van dezen laatsten in de kamer, waarin dezelve zitting had te vervullen
Deze oproeping heeft geene plaats, indien de te vervullen tyd niet langer is dan van zes maanden, blyvende in dit geval de vacature onvervuld tot de eerstvolgende verkiezing

41. De leden van dit ligchaam genieten ieder vier duizend guldens in het jaar onder korting van tien guldens voor elken dag dien zy zonder verlof van den voorzitter der kamer waartoe zy behooren afwezig zyn.

42. By hunne eerste aankomst en eindelyke aftreding ontvangen zy voor reiskosten en transport drie guldens voor ieder uur afstands.

43. Nimmer word uit het vertegenwoordigend ligchaam eene commissie benoemd, om het gezag aan het geheel ligchaam toevertrouwd uitteoefenen noch ook om hetzelve in of buiten de residentieplaats te vertegenwoordigen.

44. Hetzelve woont nimmer, hetzy geheel, hetzy door eene commissie uit deszelfs midden eenige openbaare feesten of plegtigheden by.

45. Het vertegenwoordigend ligchaam heeft in de plaats zyner residentie eene vast en alleen te zynen byzonderen dienste staande lyfwacht van ten minsten zevenhonderd man, zoo voet- als paardenvolk, welke by reglement door hetzelve ligchaam te maaken en by uitsluiting onder de beurtelingse orders der tydlyke voorzitters van de beide kamers staan.
Het zelve bepaalt het costuum van zyne leden.

46. Het houd zyne gewoone residentie in Den Haage.

47. Het verplaatst zig des noods naar elders, op een beredeneerd besluit der eerste kamer, bekragtigd door de tweede kamer.
Dit decreet is onherroepelyk en na eene onverwylde kennisgeving van hetzelve aan het uitvoerend bewind gaan beide de kamers uiteen.
Zie verder de bepaalingen van het reglement, lett. B, tweede afdeeling.

48. In alle andere gevallen gaat hetzelve nimmer uiteen. Alleenlyk kan de eene of andere kamer voor zekeren korte tyd haare zittingen verschuiven.

49. Wanneer dit voor langer dan drie dagen mogt zyn, word vooraf eene onderlinge overeenkomst der voorzitters van beide de kamers vereischt.

50. Aan dit ligchaam behoort uitsluitender wyze:
a) de macht van wetgeving benevens het verklaren, verbeteren, opschorten en afschaffen der wetten, alles naar en behoudends het voorschrift der staatsregeling,
b) het besluiten tot oorlog,
c) het ratificeeren en bekragtigen van alle tractaaten en alliantiën met vreemde mogendheden,
d) het bepaalen der sterkte, aanwerving, afdanking en bezoldiging der armeën te lande, van de aanbouw, het equipeeren der schepen en het afdanken der equipagien, alsmede het in dienst nemen en licentieeren van vreemde troepen,
e) het toestaan van verblyf of doortogt aan vreemde troepen op of over het grondgebied der republiek benevens de toelating van vreemde zeemagt of gewaapende scheepen in derzelver havens, beide op voordragt van het uitvoerend bewind,
f) het kennis nemen van den staat van ’s lands fortificatiën, magazynen, arsenaalen, werven, enz. Jaarlyks intezenden door het uitvoerend bewind,
g) het kennis nemen van den staat van ’s lands financiën van zes tot zes maanden mede door het uitvoerend bewind inteleveren,
h) het beoordeelen en vaststellen der jaarlyksche begrootingen van staatsuitgaven zoo gewoone als buitengwoone en het aan zig doen verandwoorden van zoodanige sommen als het uitvoerend bewind geduurende het afgelopen jaar uit ’s lands kas ontvangen en uitgegeven heeft,
i) het arresteeren der nodige reglementen betrekkelyk de algemeene gewaapende burgermagt,
k) het bepaalen der tractementen, defroyementen en andere toelagen van alle ambtenaren, zoo burgerlyke als militaire op voordragt van het uitvoerend bewind voor zoo veel denzelven by de staatsregeling niet bepaald zyn,
l) de aanstelling der leden van het uitvoerend bewind,
m) het des nodig maaken van nieuwe ambten, zoo burgerlyke als militaire met bepaaling van derzelver tractementen en voordeelen op voordragt van het uitvoerend bewind,
n) het maaken van de nodige wetten en bepaalingen omtrend den muntslag en het generaale muntwezen,
o) het vaststellen van algemeene, zoo gewoone als buitengewoone belastingen naar het voorschrift der staatsregeling en het maaken van financiëele inrigtingen,
p) het vaststellen van eenen algemeenen voet op het werk der posteryen door de geheele republiek en het bepaalen van algemeene voorzieningen dien aangaande,
q) het verleenen van gratie na ingenomen considerariën en op gunstig berigt van den regter aan wien de zaak behoort,
r) het toestaan van remissie van gratie aan schuldenaaren van den staat,
s) het toeleggen van belooningen, en verleenen van pensioenen op voordragt van het uitvoerend bewind, mids volgende het voorschrift van art. 57 en 58 der burgerlyke en staatkundige grondregelen,
t) eindelyk het bepaalen en regelen van alles, waarin door de staatsregeling en de voorhanden zynde wetten niet mogt voorzien zyn.


Tweede afdeeling

Van de vorming des vertegenwoordigende ligchaams in twee kamers.

51. Het geheel vertegenwoordigend ligchaam bestaat uit zooveele leden, als er twintigduizendtallen zielen in de Bataafsche republiek gevonden worden.

52. Dit ligchaam verdeelt zig in twee kamers, genaamd de eerste kamer en tweede kamer.

53. Ter daarstellinge dezer verdeeling in twee kamers houden alle de leden van dit ligchaam jaarlyks op den laatsten dingsdag der maand july eene algemeene vergadering, kiezen alsdan uit het volle getal van alle de verkozenen tot het vertegenwoordigend ligchaam dertig leden, welke de tweede kamer uitmaken, vormende de overige leden te zamen de eerste kamer.

54. Zoodra deze schifting volbragt is, constitueeren zich de beide kamers gelyktydig en geven daarvan onverwyld kennis aan elkanderen en aan het uitvoerend bewind. De zich dus geconstitueerd hebbende kamers vergaderen nimmer in dezelfde vergaderzaal.

55. Elke kamer stelt haare eigen ministers en bedienden aan.

56. Elke kamer heeft buiten zig eenen vasten secretaris en eenen boodschapper van staat.

57. De voorzitters en de secretarissen der beide kamers zyn altyd in de residentieplaats tegenwoordig.

58. Elke kamer heeft het regt van politie in de plaats haarer zittinge.

59. Elke der beide kamers ontwerpt voor zig zelve een reglement van orde, hetgeen na door dezelve goedgekeurd en door de andere kamer bekragtigd te zyn, het gezag van wet heeft en niet dan op dezelfde wyze kan veranderd worden.


Derder afdeeling

Van de raadpleegingen des vertegenwoordigenden ligchaams.

60. Het ontwerpen en voorstellen van alle wetten en besluiten behoort alleen en by uitsluiting aan de eerste kamer en het al of niet bekragtigen van dezelven aan de tweede kamer.

61. Geene der beide kamere kan wettiglyk raadpleegen, tenzy de volstrekte meerderheid van alle derzelver leden in de vergadering tegenwoordig zy.
Alleen in geval van verplaatsing van het vertegenwoordigend ligchaam naar eene andere residentieplaats kan hetzelve geduurende vier weeken na den bepaalden dag der zamenkomst raadpleegen schoon de meerderheid van alle de leden in de beide kamers of in ééne derzelven niet tegenwoordig zy.

62. Ook word in elke derzelven tot het opmaaken van een besluit ten minsten de volstrekte meerderheid van alle tegenwoordig zynde leden vereischt.

63. Geene der beide kamers benoemt immer uit derzelver midden eenige aanblyvende commissie. Elke kamer kan tot een voorloopig onderzoek van zekere zaken personeele commissiën uit haare leden benoemen doch deze commissiën zyn ontbonden, zodra op derzelver rapport een besluit gevallen is.

64 Beide de kamers houden haare zittingen in het openbaar en doen derzelver notulen in druk uitgeven.

65. De toehoorders mengen zig op geenerlei wyze in de raadpleegingen en geven nimmer eenig teeken van goedkeuring of afkeuring, gelyk ook de leden der vergadering zig in geen geval op hen mogen beroepen.

66. De voorzitter van elke der beide kamers kan de open vergadering in een generaal committé veranderen en is verpligt dit te doen, zodra een vierde der tegenwoordig zynde leden zulks begeert.
Tot een generaal committé worden geen toehoorders toegelaten.

67. In een generaal committé word wel geraadpleegd, maar geen besluit, kragt van wet hebbende, vastgesteld.

68. Alle besluiten van het vertegenwoordigend ligchaam moeten om kragt van wet te hebben in de form by het reglement (lett. B art. 18-32) voorgeschreven, door de eerste kamer voorgesteld en door de tweede kamer bekragtigd zyn.

69. De alzoo bekragtigde besluiten en wetten worden door de tweede kamer na gedane registratie onverwyld verzonden aan het uitvoerend bewind, ten einde naar eisch van zaken te handelen en word tevens daarvan een afschrift in behoorlyke form aan de eerste kamer toegezonden.

70. Eene wet ten gevolge van een onverwyld besluit vastgesteld behoud in geen geval haare kragt langer dan een jaar en moet alsdan om in werking te blyven op nieuw en in de gewone orde door het vertegenwoodigend ligchaam overwogen en bekrachtigd worden.


Vierde afdeeling

Van de vrywaaring der leden van het vertegenwoordigend ligchaam

71. De leden van het vertegenwoordigend ligchaam kunnen nimmer agterhaald, beschuldigd of geoordeeld worden over hetgeen zy in de uitoefening van hunnen post gezegd of geschreven hebben.

72. Zy kunnen geduurende hunne zitting in de vertegenwoordigende vergadering niet in verzekering genomen, beschuldigd of te regt gesteld worden, dan overeenkomstig de form by de volgende artikelen bepaald.

73. Wegens lyfstraffelyke misdaaden op de daad agterhaald, kunnen zy in verzekering worden genomen. Doch word daarvan onverwyld kennis gegeven aan het verteegenwoordigend ligchaam.

74. Zo de eerste kamer na daarover in de gewoone form geraadpleegd te hebben niet by meerderheid van twee derden der tegenwoordig zynde leden verklaart, dat er redenen tot beschuldiging zyn, word de in verzekering genomen persoon in vryheid gesteld en herneemt zynen post.

75. Zo de eerste kamer verklaart dat er redenen van beschuldiging zyn word dat besluit verzonden aan de tweede kamer en zoo deze na de derde lezing dit besluit niet bekragtigt, word de in verzekering genomene in vryheid gesteld en herneemt zynen post.

76. Zo in tegendeel de tweede kamer het besluit bekragtigt, word de beschuldigde voor een hoog nationaal geregtshof te regt gesteld.

77. Elke kamer, alvoorens te raadpleegen, ontbied den beschuldigden voor zich en geeft hem het woord ter zyner verdediging.

78. Buiten het geval van op de daad agterhaald te zyn kan de teregtstelling van een lid van het vertegenwoordigend ligchaam niet worden gevorderd, dan op eene aanklagt gedaan aan de eerste kamer en geteekent ten minsten door drie burgers met overlegging van schriftelyk bewys hunner stembevoegdheid.

79. De eerste kamer kan terstond en zonder eenigszins in de zaak te treden by meerderheid van stemmen verklaaren, dat er geene reden is om over de aanklagt te raadplegen.

80. Indien de meerderheid oordeelt, dat de aanklagt nader onderzoek vereischt, raadpleegt de eerste kamer en des noods de tweede kamer over de aanklagt met in achtneeming der gewoone drie lezingen en na den beklaagden gelegenheid gegeven te hebben ter zyner verdediging.

81. Indien het vertegenwoordigend ligchaam verklaart dat er reden tot beschuldiging is, word de beschuldigde te regt gesteld voor een hoog nationnal geregtshof. Zo de beschuldigde door dat hof word vrygsproken herneemt dezelve zyne zitting.

82. Alle raadpleegingen in beide de kamers over aanklacht of beschuldiging tegen een lid van het vertegenwoodigend ligchaam geschieden in een generaal committë en word het besluit by geheime stemming opgemaakt.

 

Acte van staatsregeling 1798 (4)

Titul IV

Van de uitvoerende magt.

83. De uitvoerende magt wordt toevertrouwd aan een afzonderlyk ligchaam, onder den naam van uitvoerend bewind, bestaande uit vyf leden.

84. Deszelfs leden worden door het ligchaam der vertegenwoordigende hoogste magt, buiten zig gekozen.
De wijze word by het reglement lett. C. bepaald.

85. Het uitvoerend bewind houd deszelfs verblyf, ten allen tyde, in dezelfde plaats, als het vertegenwoordigend ligchaam.

86. Jaarlyks, treed één lid van het uitvoerend bewind af.
De wyze word bepaald by het reglement, letter C.

87. Zy, die elkanderen bestaan tot in den vierden graad van maagschap, hetzy door bloedverwantschap of door huwelyk kunnen niet, te gelyk, leden zyn van het uitvoerend bewind, noch ook elkanderen daarin opvolgen, dan na een tusschentyd van twee jaaren.

88. Op den tweeden dingsdag der maand juny neemt het nieuw gekozen lid zitting en legt in handen van den tydelyken voorzitter de navolgende belofte af:
Ik verbind my plegtig mynen post als lid van het uitvoerend bewind met all’ myn vermogen overeenkomstig de staatsregeling getrouw en yverug te zullen waarnemen voor de veiligheid, de welvaart en het geluk des Bataafschen volks te waaken, met alle magt tegen te gaan de poogingen tot herstel van een stadhouderlyk of bondgenootschappelyk bestuur onder welke benaaming of form ook en tot dat einde stiptelyk te zullen volgen alles, wat my in myne voornoemde betrekking by de staatsregeling is voorgeschreven en door de wet zal worden gelast.
Dit beloof ik op myn burgertrouw.
Aan beide kamers van het vertegenwoordigend ligchaam word een afschrift van deze belofte, door hem eigenhandig geschreven en geteekend, ingezonden.

89. De voorzitter van het uitvoerend bewind is de bewaarer van een groot nationaal zegel en heeft de paraphure. Alle aftevaardigen orders en besluiten van het uitvoerend bewind worden door hem geteekend.

90. Alle besluiten van het uitvoerend bewind worden genomen by meerderheid der tegenwoordig zynde leden, mids zynde ten minsten drie in getal.

91 Dit ligchaam heeft ten zynen dienste éénen algemeenen secretaris buiten deszelfs leden, die zoo ten aanzien van alle binnenlandsche als buitenlandsche zaken aan hetzelve alleen verbonden is, voords een bepaald getal van agenten, de benodigde commissarissen, eenen boodschapper van staat en een vereischt getal van boden (zie reglement, letter C.).

92. Het uitvoerend bewind bedient zig ter volbrenging zynder verschillende werkzaamheden van de volgende agt agenten, als:
één van buitenlandschen betrekkingen, één van marine, één van oorlog, één van financie, één van justitie, één van inwendige policie en toezigt op den staat van dyken, wegen en wateren, één van nationale opvoeding, waaronder begrepen is de geneeskundige staatsregeling, de vorming der nationaale zeden en de bevordering van het openbaar onderwys en van kunsten en wetenschappen, één van nationale oeconomie, zig uitstrekkende tot koophandel, zeevaart, visscheryen, fabrieken, trafieken, landbouw en alle andere middelen van bestaan.

93. Deze agenten worden aangesteld door het uitvoerend bewind, op instructien vast te stellen door het vertegenwoordigend ligchaam en op eene jaarwdde van negen duizend guldens ieder.

94. Ieder agent benoemt voor zich eenen vasten secretaris en verdere bedienden tot zyne verschillende bureaux vereischt wordende op instructien en onder goedkeuring van het uitvoerend bewind.
Op voordragt van het uitvoerend bewind bepaalt het verteegenwoordigend ligchaam de jaarwedden voor de secretarissen en verdere bedienden der agenten.

95. Ieder agent is aan het uitvoerend bewind alleen verantwoordelyk voor all ‘ het verzuim of nadeel hetgeen uit wanbeheer in zyn byzonder vak voor den lande mogt voordspruiten.

96. De agenten vormen nimmer onder elkanderen eenen afzonderlyken raad, maar zyn bepaaldelyk ieder aan zyne persoonlyke werkzaamheden verbonden.

97. Behalve de agenten benoemt het uitvoerend bewind buiten zig commissarissen, zoo by de departementaale besturen en geregtshoven als ook voor de gemeentebestuuren, gelyk mede in tyd van oorlog by de krygsmagt ter zee en te lande.
Deze commissarissen, bestemd om de spoedige en stipte nakoming der wetten en besluiten te verzekeren, ontvangen voor een bepaalden tyd hunnen last en instructie van het uitvoerend bewind en zyn aan hetzelve alleen verantwoordelyk.

98. De beide raaden van administratie over de buitenlandsche etablissementen, bezittingen en colonien der republiek, zoo ook commissarissen van de nationale tresorie worden aangesteld door het uitvoerend bewind en zyn aan hetzelve ondergeschikt en verantwoordlyk.

99. Het uitvoerend bewind word by alle openbaare optogten verzeld van eene eerewacht.

100. Hetzelve bepaalt het costuum van zyne leden.
Het uitvoerend bewind of eenig lid van hetzelve in het openbaar verschynende in deszelfs aangenomen costume geniet van alle posten der gewaapende magt de hoogste militaire eerbetooning.

101. Deszelfs leden worden gehuisvest in eenzelfde gebouw op kosten der natie.

102. Ieder lid van het uitvoerend bewind geniet eene jaarwedde van twaalf duizend guldens.

103. Het uitvoerend bewind doet de wetten aan hetzelve door het vertegenwoordigend ligchaam in de gewone form toegezonden binnen drie dagen en in geval van onverwylde noodzaakelykheid binnen vier en twintig uuren na derzelver ontvangst, registreeren, parapheeren, teekenen, in de residentieplaats afkondigen en voords verzenden aan de departementaale bestuuren ter verdere bekendmaking en aan de nationale commissarissen of ambtenaaren tot derzelver narigt.

104. Indien de form, door de staatsregeling voorgeschreven by de toegezonden wet niet blykt te zyn in acht genomen, zend het uitvoerend bewind dezelve onverwyld terug aan de tweede kamer met redengeving waarom het die niet kan afkondigen.
De formulieren, in beide gevallen art 103 en 104 te gebruiken, zyn vervat in het reglement letter C.

105. Het uitvoerend bewind is voornaamlyk belast met het toezigt op de stipte uitvoering van alle wetten en besluiten des vertegenwoordigenden ligchaams. Het regelt de wyze dier uitvoering, voor zoo verre, die by de wet niet zelve bepaald is en ziet naauwkeurig toe dat ieder en dien opzigte tot zynen pligt gehouden worde.

106. Het draagt overeenkomstig de wetten zorg voor de inwendige en uitwendige veiligheid van den staat en doet in geval van aanslag tegen dezelve de verdagte persoonen in verzekering nemen en onverwyld ondervragen, doch levert denzelven binnen vier en twintig uuren daarna aan den regter over.

107. Het heeft toezigt over de handelingen der departementen en gemeentebestuuren, gelyk mede der geregtshoven en regtbanken. Het kan derzelver acten zo die met de wetten strydig zyn in harewerking gelyk ook derzelver leden in hunne bedieningen schorssen en de laatsten daadlyk afzetten, mits zoodanig besluit met redenen bekleed zy, blyvende aan de voornoemde besturen, geregtshoven en regtbanken of aan de byzondere leden van dien ten allen tyde onverlet hunne byzondere verandwoording of aanklagte by het vertegenwoordigend ligchaam.

108. Het organiseert de gewaapende burgermagt, de nationale troepen daaronder begrepen, overeenkomstig de reglementen door hetzelve aan het vertegenwoordigend ligchaam binnen zes maanden en deszelfs eerste zitting ter beslissinge voorgedragen.

109. Het beschik over de krygsmagt te water en te lande en bepaalt derzelver byzondere bestemmingen.

110. Het doet aan dat ligchaam jaarlyks voordragt ter voordduuring, vermeerdering of afdanking der nationaale krygsmacht te water en te lande.

111. Het benoemt uit officieren in dienst of soldy der republiek, wanneer dezelve met vyandelykheden bedreigd de bevelhebbers der vloot of armee of van eenig gedeelte derzelve op instructien door het vertegenwoordigend ligchaam goedgekeurd en met onverwylde kennisgeving aan hetzelve.
Dit bevelhebberschap wordt opgedragen voor eenen bepaalden tyd en kan den last daartoe zelfs binnen dien tyd worden ingetrokken.
Het algemeen bevel over de vloot en armée word nimmer aan denzelfden persoon noch ook immer een van beiden, aan een of meer of aan alle de leden van het uitvoerend bewind en even weinig aan een aftredend lid van hetzelve, dan na verloop van twee jaaren zederd deszelfs aftreding opgedragen.
De benoemde generaals en adminaals mogen aan de leden van het uitvoerend bewind niet vermaagschapt zyn tot in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.

112. Het uitvoerend bewind heeft de aanstelling van alle hooge officieren in dienst van den staat, te water en te lande, bepaaldlyk boven den rang van kapitein ter zee of van colonel te lande overeenkomstig de regelen door de wet vastgesteld.

113. Op deszelfs voordragt bepaalt het vertegenwoordigend ligchaam binnen zes dagen na deszelfs eerste zitting by eene wet de wyze van benoeming en bevordering der officieren van minderen rang.

114. Het uitvoerend bewind bestemt in tyd van vrede vaste garnisoensplaatsen voor de troepen van den staat.

115. In deze garnisoensplaatsen stelt hetzelve de tydlyke militaire commandanten en andere militaire beambten aan.

116.In tyd van vrede doet hetzelve geene staatstroepen heen- en wedertrekken, dan voor zoo veel de nood of eenen goede krygstugt zulks vordert of ook op verzoek van eenig binnenlandsch bestuur ter bewaaring of herstelling der openbare veiligheid.

117. Het draagt zorg dat de krygstugt by de militie van den staat volgends de wetten door het vertegenwoordigend ligchaam vastgesteld naauwkeurig gehandhaafd worde.

118. Het doet geene gewaapende manschap in de verblyfplaats van het vertegenwoordigend ligchaam, zelfs niet binnen drie uuren afstands van dezelve bijeenkomen, noch doortrekken dan met toestemming of op vordering van dat ligchaam.

119. Het vergunt geen verblyf noch doortocht aan vreemde troepen op of over het grondgebied der republiek noch laat eenige vreemde zeemagt of gewaapende schepen in de havens toe, dan met bewilliging van het vertegenwoordigend ligchaam.

120. Het kan in tyd van nood alleen voor zekeren bepaalden tyd het vertrek der nationaale en vreemde schepen uit de havens of van den rheeden der republiek verhinderen.

121. Het bevordert in tyd van oorlog de kaapvaart.

122. Het heeft opzigt over alle fortificatien, magazynen, werven, tuighuizen en over alles wat ter verdediging van den staat te water en te lande behoort.
Het zend jaarlyks daarvan een gemotiveerd verslag aan het vertegenwoordigend ligchaam en stelt alle daartoe betreklyke ambtenaars aan.

123. Het verleent paspoorten en andere zoortgelyke acten naar buiten ’s lands, doch kan dit vermogen tot gerief der ingezetenen overdragen aan de onderscheiden departementale bestuuren onder derzelver byzondere verantwoordlykheid.

124. Het zend jaarlyks aan het vertegenwoordigend ligchaam de gewoone of ook buitengewoone begrootingen van staatsuitgaven, gelyk ook eene verandwoording der penningen geduurende het voorig jaar door hetzelve uit de nationaale kas ontvangen en uitgegeven, beiden op den tyd en wyze in titul VI, afd. II bepaald.

125. Ook zend hetzelve van zes tot zes maanden aan het ligchaam eenen naauwkeurigen staat van de nationaale kas. Het stelt daarby alle verbeteringen en bezuinigingen in het financiële voor welken hetzelve nodig oordeelt.

126. Het draagt naauwkeurig zorg dat de belastingen overal behoorlyk ingevorderd, de geldmiddelen rigtig geadministreerd en in de nationaale kas overgebragt worden.

127. Het ziet toe dat de financiële wetten en ordonnantiën van het vertegenwoordigend ligchaam door de geheele republiek getrouwlyk worden gehandhaafd en nagekomen.

128. Het stelt alle de ontvangers en andere financiële beambten in de departementen aan op instructiën door het vertegenwoordigend ligchaam goedgekeurd. Het houddezelven tot hunnen pligt en kan hen wegens pligtverzuim van hunnen posten ontzetten.

129. Het heeft de beheering over alle de goederen en bezittingen der republiek, gelyk mede over haare buitenlandsche etablissementen en colonien en derzelver inwendig bestuur. Het draagt zorg dat de jaarlyksche inkomsten van alle dezelven verzekerd en in de nationaale kas gestort worden.
In geen geval kan het uitvoerend bewind die goederen, bezittingen, etablissementen of colonien afstaan, vervreemden of bezwaaren.

130. Het heeft toezigt op de uitvoering der wetten betreklyk het algemeene muntwezen en den muntslag door het vertegenwoordigend lighaam vastgesteld.

131. Het heeft mede toezigt op het bestuur en de inkomsten der posteryen.

132. Indien het uitvoerend bewind nodig oordeelt eenigen nieuwen post, ambt of bediening te vormen zend het een voorstel daartoe aan het vertegenwoordigend ligchaam.

133. Het kan ten allen tyde aan het vertegenwoordigend ligchaam een voorstel doen en maatregelen voordragen tot heil van den lande, doch het doet zulks nimmer in de form van een wet.

134. Hetzelve dient aan beide de kamers van het vertegenwoordigend ligchaam van consideratien en advies of ook van berigt in alle gevallen waarin zulks van hetzelve gevorderd wordt.

135. Het geeft tweemaalen in ieder jaar een schriftelyk algemeen verslag van den staat der binnenlandsche en buitenlandsche zaken aan de beide kamers van het vertegenwoordigend ligchaam in een geheim committé daartoe vergaderd.

136. Het geeft de aanstelling van alle buitenlandsche gezanten, gezantschapssecretarissen, consuls en andere ministers, hoe ook genoemd, die vanwege dezer republiek by andere mogendheden resideeren op de tractementen en defroyementen door het vertegenwoordigend ligchaam bepaald. Het kan denzelven terug roepen. Het geeft van derzelver aanstellingen en afstellingen aan het vertegenwoordigend ligchaam kennis.

137. Alle diplomatieke verrigtingen zyn by uitsluiting aan hetzelve opgedragen.

138. Het verleent in het openbaar of afzonderlyk gehoor aan alle gevolmatigden van buitenlandsche hoven.

139. Het ontvangt alle openingen tot onderhandeling met dezelven.

140. Het zal de onderhandelingen over vrede, het maaken van tractaaten van vriendschap of koophandel en het aangaan van alliantien met vreemde mogendheden voorbereiden, voordzetten en sluiten, mids onder de opvolgende ratificatie en bekragtiging van het vertegenwoordigend ligchaam.

141. Het zal echter met eene vreemde mogendheid eenige geheime articulen van verdrag mogen vaststellen, mids dezelven niet strydig zyn met de bekende articulen of met plaatsgrypende tractaaten noch ook strekken tot afstand van eenig grondgebied der republiek.

142. Ten aanzien van het aangaan van oorlog zal hetzelve mogen treden in onderhandelingen doch geen besluit nemen, zynde in dat geval verpligt tot het doen van een met redenen bekleed voorstel aan het vertegenwoordigend ligchaam.

143. In geval van gedreigde of daadlyke vyandlykheden geeft hetzelve daarvan ten spoedigsten kennis aan het vertegenwoordigend ligchaam. Intusschen kan hetzelve voorlopige bedingen tot onzydigheid van een eenige plaatsen of wel van de geheele republiek gelyk ook overeenkomsten tot stilstand van waapenen aangaan, teekenen of doen teekenen, alles onder nadere goedkeuring van het vertegenwoordigend ligchaam.

144. Hetzelve teekent of doet teekenen in naam der Bataafsche republiek alle tractaaten of overeenkomsten met andere mogendheden, die door het vertegenwoordigend ligchaam zyn geratificeerd.

145. De wyze van vrywaring en regtspleeging omtrend de leden van het uitvoerend bewind is dezelfde als die welke (by tit. III afd. IV) omtrend de leden van het vertegenwoordigend ligchaam is bepaald.

146. Een afgetreden lid van het uitvoerend bewind blyft geduurende twee jaaren na deszelfs aftreding verantwoordlyk wegens zyne handelingen in die betrekking verrigt en mag geduurende dien tyd het grondgebied der republiek niet verlaten dan op last of met bewilliging van het vertegenwoordigend ligchaam.

 

Acte van staatsregeling 1798 (5)

TITUL V

Van de departementaale en gemeentebesturen.

 

Eerste afdeeling.

Algemeene bepalingen.

147. De departementaale en gemeentebesturen zyn administratieve ligchaamen, ondergeschikt en verandwoordlyk aan het uitvoerend bewind.
In geval van pligtverzuim kunnen derzelver leden door het uitvoerend bewind van hunne posten ontzet worden, mids inacht nemende het bepaalde by titul IV art. 107.

148. Zy zyn gehouden ieder in zyne betrekking alle de wetten en bevelen van het uitvoerend bewind, hun toegezonden, zonder verwyl te doen afkondigen en stiptelyk natekomen of te doen nakomen.

149. Zy vermogen in geen geval de uitvoering dier wetten en bevelen, zoo min als der decreeten van geregtshoven in hun departement te vertraagen of te schorsen noch ook aan hunne ingezetenen iet met dezelve strydig te gebieden.

150. Zy kunnen echter aan het uitvoerend bewind en door hetzelve aan het vertegenwoordigend ligchaam vertoogen inzenden, hetzy tot voordracht van bezwaar of tot voorstel van nuttige inrigtingen, elk voor zyn byzonder departement of gemeente.

151. Zy mogen met elkanderen in onderhandeling zyn over zaken, die aan hun opzigt zyn toevertrouwd, maar nimmer over de algemeene belangen der republiek.

152. Elk derzelven doet de gehouden registers van deszelfs handelingen, iedere zes maanden veertien dagen lang, op eene vertrouwde plaats, openlyk ter lezing der ingezetenen voorleggen.

153. Geen lid van een departementaal of gemeente bestuur woont deszelfs raadpleeging by over zaken hem zelven of iemand zyner nabestaanden tot den derden graad betreffende.

154. Hy mag geen belang hebben in eenige pagt of collecte van ’s lands belastingen of in leverancien of in aannemingen ten behoeve der republiek of van derzelver gedeelten. Hij mag niet kopen eenige ordonnancien, actien of credieten ten haaren laste.

155. Het uitvoerend bewind benoemt by ieder departementaal bestuur eenen commissaris en ten hoogste drie voor de gezamenlyke gemeente bestuuren in elk departement om toe te zien en te zorgen dat de wetten behoorlyk worden uitgevoerd.


Tweede afdeeling.

Van de departementale besturen.

156. Ieder departement heeft zyn eigen bestuur bestaande uit zeven leden. Dezen moeten zyn stembevoegde burgers, ten vollen vyfentwintig jaaren oud en zederd de laatste zes jaaren inwoners van het departement, waarin zy gekozen zyn.

157. Tot dit bestuur echter worden niet gekozen burgers die aan eenigen kerklyken eerdienst verbonden of aan eenig openbaar onderwys zyn toegewyd, tenzy dezelven alvorens vrywillig afstand doen van deze hunne bedieningen.

158. Uit elk der zeven ringen, waarin(volgens titul I. art. V) een departement verdeeld is, wordt een lid tot dat bestuur gekozen. Voor de eerste maal kiezen de zeven ringen allen te gelyk ieder een lid.

159. Van de zeven leden treden telkens de twee eerste jaaren twee en het derde jaar de drie overigen af. Voor de eerste maal beslist het lot, een maand na derzelver eerste zitting, welke leden het eerste, tweede en derde jaar zullen aftreden. Vervolgens geschied dit naar ouderdom van dienst.

160. Het aftredend lid is andermaal verkiesbaar, doch voor de derde maal niet, dan na een tusschentyd van drie jaaren.

161. Ieder jaar worden de nieuwe leden gekozen door die ringen aan wien zulks naar de orde van aftreding toekomt.

162. Tot dat einde komen de grondvergaderingen in zoodanigen ring bijeen op den laatsten dingsdag in juny van ieder jaar.

163. Elke grondvergadering benoemt alsdan een persoon tot lid van het departementaal bestuur benevens eenen kiezer en deszelfs plaatsvervanger.
De wijze is dezelfde als tit. II., reglement, letter A. bepaald is omtrent de leden van het vertegenwoordigend lichaam.

164. Op den tweeden dag daarna vergaderen alle de kiezers ter ringsvergadering, in de daartoe bestemde hoofdplaats tot het verkiezen van een lid tot het departementaal bestuur voor hunnen ring.
De wyze is dezelfde als by tit.II., reglement, letter A. bepaald wordt.

165. Na de gedane keus word mede op de wyze aldaar bepaald een geloofsbrief aan den gekozenen en van het gebeurde aan het uitvoerend bewind en departementaal bestuur berigt gezonden.

166. De gekozene zend binnen agt dagen zynen geloofsbrief aan het departementaal bestuur ter bekragtiging.

167. Zoo hetzelve dien afkeurt of den gekozenen om aangevoerde redenen zyn ontslag verleent, geeft het daarvan ten spoedigsten kennis aan het uitvoerend bewind, hetgeen alsdan een ander lid, de vereischten van art. 156 hebbende, in zyne plaats doet benoemen.

168. De geloofsbrief bekragtigd zynde, word het gekozen lid door het departementaal bestuur opgeroepen en neemt binnen veertien dagen daarna zitting met aflegging der gewone verklaring.

169. Alle tusschentyds openvallende plaatsen worden volgends de vooraf gaande wyze vervuld.

170. De departementaale bestuuren zorgen, dat alle wetten en bevelen hun door het uitvoerend bewind toegezonden spoedig bekend gemaakt, aangeplakt en ter verdere afkondiging en aanplakking alomme waar zulks behoort verzonden worden.

171. Zy ontvangen van de ingezetenen, alsmede door de verschillende gemeentebesturen zoodanige individueele addressen, als dezelven hun ter verdere bezorging toezenden en verzenden die ten spoedigsten aan het uitvoerend bewind om daarop te disponeeren of zoo die aan het vertegenwoordigend ligchaam gerigt zyn, dezelven aan de eerste kamer te doen toekomen.

172. Op gelyke wyze ontvangen zy van het uitvoerend bewind de gemelde addressen, met het daarop gevallen besluit terug en verzenden die zonder uitstel aan het gemeentebestuur, welk hun die had toegezonden of doen dezelven kosteloos uitleveren aan hun, die ze als onderteekenaars terugvorderen.

173. Zy zien toe, dat de goede orde en policie in hun departement alomme bewaard blyven.

174. Zy beschikken, des nodig, op hunnen verantwoordelykheid en met daadlyke kennisgeving aan het uitvoerend bewind over de naastbygelegenen garnizoenen of troepen van den staat tot bewaaring of herstelling der openbaare veiligheid.

175. De huislyke departementaale kosten voor ieder departement worden jaarlyks door het vertegenwoordigend ligchaam bepaald.

176. Ten dien einde zend elk departementaal bestuur jaarlyks met den aanvang der maand september aan het uitvoerend bewind eene specifieke begrooting der kosten voor het volgend jaar.

177. By deze begroting voegt hetzelve eene specifieke verandwoording der sommen in het afgeloopen jaar aan het departement toegestaan en alzoo besteed. Het baatig slot strekt in mindering der nieuwe begrooting.

178. In onvoorziene gevallen kan een departementaal bestuur eene buitengewoone begrooting inzenden. Het uitvoerend bewind doet dezelve alsdan zonder uitstel aan het vertegenwoordigend ligchaam ter beoordeeling toekomen.

179. De departementaale bestuuren zien toe, ieder in zyn departement, dat de invordering der nationaale belastingen rigtig en zonder knevelary geschiede en dat de overmaaking der ontvangen gelden niet vertraagd worde. Van allen misbruik of verzuim in dezen geven zy aan het uitvoerend bewind kennis.

180. Zy ontvangen van de gemeentebestuuren in hun departement memoriën van derzelver ontvang en uitgave voor reekening der republiek en verzenden die met hunnen bedenkingen des nodig aan het uitvoerend bewind.

181. Zy vernietigen na ingenomen berigt der gemeente-bestuuren of andere ondergeschikte collegiën in hun departement alle zoodanige besluiten van dezelven als strydig met de staatsregeling of met de wetten genomen zyn met onverwylde kennisgeving aan het uitvoerend bewind.

182. Zy schorsen de leden van een gemeente-bestuur in de waarneming van hunnen post wanneer dezelven daarin volhardende de openbaare veiligheid in gevaaar zouden brengen en geven van zoodanige schorsing aan het uitvoerend bewind onverwyld kennis.

183. Zy nemen kennis van zoodanige geschillen als tusschen onderscheiden gemeente-bestuuren of andere ondergeschikte collegiën in hun departement mogten ontstaan en vereffenen dezelven na verhoor van beklaagden onverminderd ieders regt om zyne grieven en bezwaaren re brengen by het vertegenwoordigend ligchaam, by het uitvoerend bewind of voor het geregtshof daaromtrend bevoegd, naar gelang der zake.

184. Het uitvoerend bewindt roept in geenerlei geval de leden van eenig departementaal bestuur ter verandwoording persoonlyk voor zich.

185. De leden worden in geval van misdryf door het uitvoerend bewind by uitspraak van het vertegenwoordigend ligchaam teregt gesteld voor een hoog nationaal geregtshof.

186. Zy genieten een daggeld van zeeven guldens ieder zonder boven dien iets meer dan zuiver verschot in reekening te mogen brengen. Ieder lid, in commissie zynde, kan zyne reiskosten en verteeringen als verschot bereekenen mids niet hooger dan tot zeeven guldens per dag.

187. By het aanvaarden hunner posten leggen zy gelyk mede hunne secretarissen en verdere bedienden de gevorderde verklaring af en onderteekenen dezelve.

188. De kiezersvergadering van iederen ring benoemt benoemt jaarlyks op eenen dag door de wet bepaald eenen opneemer der reekeningen van het departementaal bestuur. De zeeven alzoo benoemde opnemers vergaderen mede op eenen tyd by de wet vastgesteld in de departementale stad om te hooren en sluiten de reekeningen van het afgelopen jaar of hunnen bedenkingen daarop voortedragen. Zy doen het verslag van dit hun verrigte drukken en zenden hetzelve nevens de reekeningen aan het uitvoerend bewind hetgeen beslissend uitspraak doet.
Zy blyven jaarlyks niet langer dan veertien dagen tot het opnemen der reekeningen vergaderd.

189. De departementaale bestuuren worden georganiseerd door den tydelyken voorzitter.


Derde afdeeling.

Van de gemeentebestuuren.

190. Over elke gemeente is een gemeentebestuur.

191. Het getal en de jaarwedde der leden, de tyd en wyze hunner verkiezing door de stembevoegde burgers tot iedere gemeente behoorende en de tyd der zittingneming, zoo van allen voor de eerste maal als ten aanzien der nieuwe leden jaarlyks, word door het vertegenwoordigend ligchaam by een reglement op voordragt van het uitvoerend bewind bepaald.

192. Jaarlyks treed een derde gedeelte af van ieder gemeentebestuur of een getal van leden dat het naast daarby komt. De orde van aftreding word voor de eerste maal door het lot bepaald en geschied verder naar ouderdom van dienst.
Een aftredend lid is weder verkiesbaar, doch voor de derde maal niet, dan na tydsverloop van drie jaaren.

193. De leden van een gemeentebestuur moeten zyn stembevoegd, ten vollen vyfentwintig jaaren oud en ten minsten sederd de laatste vyf jaaren gewoond hebbende in die gemeente tot welker bestuur zy geroepen zyn.

194. Geen gemeentebestuur mag eenige nieuwe platselyke belasting vaststellen dan na alvoorens daaromtrent te hebben gehandeld en te zyn overeengekoomen met gevolmagtigden uit de stembevoegde burgeren binnen deszelfs gemeente tot dat einde op de wyze by het reglement voorgeschreven, door dezelven benoemd en onder opvolgende goedkeuring van het vertegenwoordigend ligchaam.

195. Ieder gemeentebestuur maakt deszelfs jaarlyksche reekeningen van den plaatselyken ontvang en uitgave openbaar op de wyze by het reglement bepaald.

196. Het zend jaarlyks met den aanvang der maand augustus aan dat departementaal bestuur waaronder deszelfs gemeente behoort specifieke memorien van ontvang en uitgave voor nationale reekening.

197. Het ontvangt alle zoodanige individueele addressen als deszelfs ingezetenen door hun gemeentebestuur aan het departementaal bestuur, aan het uitvoerend bewind of aan het vertegenwoordigend ligchaam mogten willen inzenden. Het verzend dezelven ten spoedigsten aan het departementaal bestuur ter verdere verzending of om daarop te besluiten en ontvangt die van daar terug met het daarop gevallen besluit, waarna het dezelven op aanvrage der teekenaars kosteloos doet uitleveren.

198. De leden van enig gemeentebestuur kunnen nimmer voor een departementaal bestuur persoonlyk ter verandwoording geroepen, noch van hunne posten ontzet worden.

199. Zy worden in geval van eenig door hun begaan misdryf te regt gesteld voor het crimineel departementaal geregtshof, waartoe derzelver gemeente behoort.

 

 

Acte van staatsregeling 1798 (6)

TITUL VI

Van den financiën.

 

Eerste afdeeling.

Algemeene bepaalingen omtrend het financiewezen der republiek.

200. Alle geldmiddelen van de republiek, hetzy dezelve bestaan in belastingen, hetzy in bezittingen, hoe ook genoemd, waarvan de inkomsten, vóór de invoering der staatsregeling gekomen zyn ten voordeele van de kas der generaliteit, midsgaders van de kassen der onderscheiden provinciën, van de drie kwartieren van Gelderland, van het Landschap Drenthe, van Bataafsch Braband worden verklaard en van nu voortaan gehouden voor nationaale inkomsten en bezittingen van het geheele Bataafsche volk.

201. De schulden en verbintenissen vóór de invoering der staatsregeling gemaakt en aangegaan niet alleen door of van wege de generaliteit, maar ook van wege der onderscheiden provinciën, de drie kwartieren van Gelderland, het Landschap Drenthe en Bataafsch Braband worden verklaard en gehouden voor nationale schulden en verbintenissen van het geheele Bataafsche volk.

202. Alle daarvan afgegeven rentebrieven, obligatien, recepissen of andere acten van verbindtenis zullen tegen nationaale schuldbrieven verwisseld en op eenen eenparigen voet gebragt worden.
Het vertegenwoordigend ligchaam bepaalt ten spoedigsten den tyd en de wyze dezer verwisseling, zoodanig echter, dat dezelve binnen drie maanden na de eerste zitting van het vertegenwoordigend ligchaam zal aangevangen en voleindigd moeten zyn voor het einde van het derde jaar na aanneming der staatsregeling.

203. Er zal geene vermindering plaatshebben, noch van de hoofdsom der schuldbrieven zelven, noch der interessen en jaarlyksche renten.
Dezelven zullen nimmer met eenige belastingen worden bezwaard, dan alleen met zoodanigen, welke by de invoering der staatsregeling daadlyk plaats zullen hebben.

204. By de obligatiën zullen worden afgegeven jaarlysche coupons, die in alle betaalingen aan den lande aangenomen of ter keuze der houders by de nationaale tresorie worden voldaan.

205. De renten en interessen van de voormelde nationaale schuld jaarlyks te betaalen, worden gevonden uit zoodanige algemeene belastingen, als overeenkomstig zekere hierna te melden bepaalingen door het vertegenwoordigend ligchaam jaarlyks zullen worden vastgesteld.

206. Insgelyks worden door het vertegenwoordigend ligchaam bepaald zekere afzonderlyke fondsen tot het formeeren eener kas van vermindering of aflossing der nationale schuld, welke fondsen alleen tot het voorsz. einde zullen worden geäffecteerd.
By dezelve worden t’elken jaare ten zelfden einden gevoegd de penningen voortkomende uit de vermindering der interessen, zoo door vernietiging van effecten, als door versterving van lyfrenten, afloop der dertigjarige en andere tydlyke renten, waarvan jaarlyks by gedrukte rekening aan de natie zal moeten blyken terwyl de vernietigde effecten openlyk zullen verbrand worden.

207. Deze, alzoo ter betaaling der interessen en aflossingen bestemde fondsen zullen worden gebragt onder een afzonderlyk bestuur, afgescheiden van alle andere betaalingen. Dit bestuur is voor de getrouwe waarneming dezer wet verantwoordelyk.

208. Het vertegenwoordigend ligchaam beslist jaarlyks na ontvangst der vereischte openingen van het uitvoerend bewind en van de commissarissen der nationale rekening by het vaststellen der algemeene begrooting van staatsuitgaven of de algemeene belastingen op denzelfden voet behooren te blyven, dan wel vermeerderd of verminderd te worden. Het voorstel hiertoe word in de eerste kamer in overweging gebragt, uiterlyk eene maand, nadat die begrooting zal bekrachtigd zyn.
Geene wet, waarby eene nieuwe belasting word ingevoerd, heeft langer kragt dan een jaar, indien zy niet uitdrukkelyk vernieuwd wordt.

209. Indien de omstandigheden der republiek eenige buitengewoone uitgaven noodzakelyk maaken, vind het vertegenwoordigend ligchaam die by voorkeur zoo veel mogelyk uit eene buitengewoone heffing en wel als don gratuit, by wyze van quotisatie over de relative inkomsten en verteeringen van alle ingezetenen der Bataafsche republiek.
Dan, wanneer hetzelve oordeelt te moeten overgaan tot het zoeken van penningen by wyze van vrywillige negotiatie bepaalt het den korstmooglyken termyn van aflossing en eene behoorlyke geevenredigde belasting, voldoende tot het bekomen der noodige fondsen, zoo tot betaaling der jaarlyksche aflossingen als interessen.
Deze belasting zal niet verder mogen geheven worden dan toereikende tot de jaarlyksche aflossingen en interessen noch worden verlengd, nadat dezelve negotiatie zal zyn afgelost, alles onder de bepaalingen by art. 205 vermeld.

210. Het uitvoerend bewind levert binnen een jaar na de eerste zitting van het vertegenwoordigend ligchaam aan hetselve een nieuw stelsel van algemeene belastingen, zoo ter goedmaakinge der staatsbehoeften, als in ’t byzonder tot het betaalen der jaarlyksche interessen en aflossingen voor de geheele republiek.
Hetzelve word zodanig ingerigt, dat alle de belastingen en ieder dezelven zooveel mooglyk geevenredigd zyn aan het betreklyk vermogen der ingezetenen en opgemaakt uit vergelyking van derzelver bezittingen, inkomsten en bekende verteringen met inachtneming der volgende grondbeginselen:
a. De belastingen op de onroerende goederen in de geheel republiek op eenen evenredigen voet naar derzelver betreklyke waarde gebragt met vernieuwing en aanvulling der oude quohieren blyven bestaan.
b. Omtrend alle belastingen, zoo gewoone als buitengewoone, hetzy die gelegd worden op bezittingen of op inkomsten en bekende verteeringen word zoo veel mogelyk gezorgd aan den eenen kant, dat ieder zich opregt en ter goeder trouwe van zynen pligt kwyte en aan de andere zyde, dat noodeloze openbaarmakingen van iemands bezittingen en inkomsten worden voorgekomen.
c. Dat alle belastingen op het comsumtive, indien en zoo ver die plaats zullen hebben, alzoo worden ingerigt, dat dezelve geheven worden van dat gedeelte van elks verteering, hetgeen hy na genot van het volstrekt nodige uit zyne inkomsten verkiest te bekostigen.
d. Er kan geenerlei belasting gelegd worden op levensmiddelen van de eerste noodzaaklykheid.
Het vertegenwoordigend ligchaam ontheft zoodanige middelen, die daarmede bezwaard zyn van dien last, zodra hetzelve bevind dat de opbrengst van andere belastingen zulks toelaat.
e. Er kan geen hoofdgeld, ieder ingezeten zonder onderscheid van vermogen drukkende, worden ingevoerd.
Met het einde van het eerste jaar na de aanneming der staatsregeling zal hetzelve ophouden overal waar zulks nog op die wyze geheven word.
f. Er zal over de geheele republiek worden ingevoerd eenen algemeene en billyk geregelde belasting van het collateraal op de saldo’s der boedels als mede op het nationaal klein zegel.
g. De afzonderlyke administratie over de middelen te water of inkomende en uitgaane regten zal daadlyk ophouden en begrepen worden onder het algemeen zamenstel van financie.

211. Naar mate het nieuwe stelsel van algemeene belastingen (volgends art. 210) in werking gebragt en genoegzaam wordt bevonden schaft het vertegenwoordigend ligchaam de voorige belastingen af.
Het nieuwe stelsel zal uiterlyk binnen twee jaaren na de aanneming der staatsregeling alomme ingevoerd en in werking moeten zyn als wanneer het vertegenwoordigend ligchaam alle voorige belastingen tot hiertoe geheven, zoo verre dezelven ingevolge de hiervoor gemaakte bepaalingen niet gecontinueerd zyn, zal doen ophouden.

212. De uitgaven zullen in tyd van vrede zooveel mooglyk verminderd en zoodanig worden geregeld, dat zy de bekende en vastgestelde inkomsten niet moeten overtreffen.
In gewoone tyden zal het overschot of wel eene jaarlyksche som door het vertegenwoordigend ligchaam te bepalen worden overgebragt in eene afzonderlyke kas van reserve ten einde te kunnen voorzien in de behoeften van den staat by opkomende oorlogen of andere nationale rampspoeden.

213. Het vertegenwoordigend lighaam maakt ten spoedigsten op voordragt van het uitvoerend bewind een reglement waardoor aan den eenen kant de rigtige betaaling van alle gemeene middelen hoe ook genoemd bewaakt en aan de andere zyde gezorgd word, dat op dit stuk aan eenen ieder zonder knevelary kort en onvertogen regt geschiede.


Tweede afdeeling.

Van de begrooting der staatsuitgaven.

214. In den aanvang der maand october van ieder jaar zend het uitvoerend bewind aan het vertegenwoordigend ligchaam eene algemeene begrooting van alle zoodanige sommen als hetzelve oordeelt dat voor het volgend jaar ten dienste der republiek zullen vereischt worden met byvoeging der byzondere begrootingen van de departementaale bestuuren daartoe betrekkelyk en van zyne consideratiën, zo noodig op dezelven.

215. Deze algemeene jaarlyksche begrooting houd in de afzonderlyke somsbepaaling van elken byzonderen post en is gemotiveerd en geeft tevens bedenkingen op aangaande de geschikste middelen om het benoodigde voor een volgend jaar door gewone of buitengewone belastingen te vinden.

216. Er zal op die begrooting een byzondere post gesteld worden voor onvoorziene uitgaven of ongespecificeerde zaken.

217. Op dezelve wordt echter niet gebragt zoodanige som als het vertegenwoordigend ligchaam jaarlyks tot geheime uitgaven aan het uitvoerend bewind zal toestaan, noch ook zoodanige som, als het vertegenwoordigend ligchaam zal besluiten te doen overbrengen in de kas van reserve by art. 212 bepaald.

218. Het vertegenwoordigend ligchaam raadpleegt en besluit over de jaarlyksche algemeene begrooting van staatsuitgaven.
De wyze wordt by het reglement, letter d, eerste afdeeling bepaald.

219. Het uitvoerend bewind verantwoord jaarlyks voor het einde van july aan het vertegenwoordigend ligchaam de sommen door hetzelve geduurende het voorig jaar uit de nationaale kas ontvangen en uitgegeven.
Alle de leden van het voorn. bewind verklaaren by deze gelegenheid plegtig op hunne gedane belofte by het aanvaarden van hunnen post, dat zy van de penningen tot geheime uitgaven hun toegestaan geen ander gebruik hebben gemaakt dan ten dienste der republiek.
Deze schriftelyke door alle de leden geteekende verklaaring wordt aan de beide kamers van het vertegenwoordigend ligchaam gezonden.
Deze rekening word jaarlyks gedrukt en publiek gemaakt.
In tyd van oorlog met eenige Europesche mogendheid word deze openbaarmaking uitgesteld tot zes maanden na den vrede.


Derde afdeeling.

Van de commissarissen der nationaale tresorie.

220. Het bestuur over den ontvang der nationaale inkomsten en de beheering der betaalingen word toevertrouwd aan vyf commissarissen der nationaale tresorie alleen aan en af te stellen door het uitvoerend bewind.

221. Derzelver jaarwedden zyn voor ieder hunner vierduizend guldens.

222. Deze commissarissen ontvangen by hunne aanstelling elk eene instructie inhoudende een duidelyke aanwyzing van derzelver onderscheiden werkzaamheden, voorgedragen door het uitvoerend bewind en goedgekeurd door het vertegenwoordigend ligchaam.
Dit ligchaam bepaalt den borgtogt door elk hunner by de aanvaarding van zynen post te stellen en jaarlyks te vernieuwen.

223. Hunne werkzaamheden zyn:
a. De algemeen ontvang der nationaale geldmiddelen.
b. Het doen overstorten van penningen uit de byzondere kassen der ontvangers, hetzy uit de eene in de andere of in de algemeene kas.
c. Het betalen der ordonnantien op hen afgegeven door het uitvoerend bewind of de departementale administratien.
d. Het houden van de noodige correspondentien met de ontvangers en andere comptabelen.
e. Het houden der nationaale registers van alle inkomsten en uitgaven en der contraboeken over de ontvangsten en uitgaven der ontvangers.
f. Het doen toekomen van drie tot drie maanden aan de commissarissen der nationale reekening van de algemeene reekening van ontvang en uitgave der nationale kas, gesterkt met de daartoe behoorende byzondere reekeningen en bewysstukken ten fine van bekrachtiging, alsmede van alle ordonnantien van betaalingen door het uitvoerend bewind of departementaale bestuuren op hen afgegeven.
g. Commissarissen ontvangen en beheeren mede de inkomsten by art. 206 afzonderlyk bestemd tot de betaaling der interessen en aflossingen der nationaale schuld.
Zy houden daarvan afzonderlyke boeken en zorgen dat de fondsen by den eenen nationaalen ontvanger niet toereikende zynde voor de in betaaling ontvangen coupons, dezelven uit die der andere ontvangers worden overgestort, zoodanig dat dezelven op geenerlei wyze met de andere ontvangsten en uitgaven vermengd worden.
Zy stellen in handen van commissarissen der nationaale rekening de ingetrokken en geroyeerde coupons, als mede de ingetrokken schuldbrieven ten einde in gevolge art. 206 te worden verbrand.

224. Zy nemen stiptlyk en op hunne verantwoordlykheid zoo gezamenlyk als ieder in het byzonder in acht de volgende bepaalingen:
a. Dat zy nimmer betaalen zoodanige ordonnantien als door eenig departement van bestuur op hen mogten worden afgegeven te booven gaande zoodanige sommen, als door het vertegenwoordigend ligchaam op de begrooting der staatsuitgaven of by eene byzondere wet daarvoor uitdrukkelyk zyn ingewilligd.
b. Dat zy nimmer voldoen eenige ordonnantiën, waarby niet het volgende in acht is genomen:


a. Eene specifieke opgave aan wien, benevens de post tot welken de uitgave behoort of het einde waartoe zy bestemd is, benevens de dagteekening der wet, die deze uitgave wettigt.
b. De teekening van het uitvoerend bewind, van den agent of van het departementaal bestuur, dat de te doene betaling vordert.
c. De contrasignature van commissarissen der nationaale reekening ten blyke, dat de betaaling geschied volgens de wet en by dezelven accoord is gevonden.
225. Zy geven aan het vertegenwordigend ligchaam opening van den staat der nationaale kas.
Elke kamer zend, zulks nodig oordeelende drie haarer leden by de commissarissen der financie om zich de nationaale reekenboeken te doen voorleggen ten einde aan de kamer daarvan verslag te geven.
Deze zending kan echter niet langer zyn dan voor drie dagen en geduurende dat jaar aan dezelfde leden niet andermaal worden opgedragen.
Zoodanige afgevaardigden uit het vertegenwoordigend ligchaam geven geenerlei bevelen aan de commissarissen van financie noch oefenen eenige daaden van gezag omtrend hen uit.
Commissarissen geven ten allen tyde zoodanige berigten en elucidatien als door het vertegenwoordigend ligchaam en uitvoerend bewind van hun worden gevraagd en doen mede maandelyks aan het uitvoerend bewind toekomen den staat van ontvang en uitgave der nationaale kas.


Vierde afdeeling.

Van de commissarissen der nationale reekening.

226. Het getal dezer commissarissen wordt bepaald op zeven en eenen secretaris, aan te stellen en af te zetten door het vertegenwoordigend ligchaam en aan geene uitvoerende magt verbonden noch verantwoordelyk.

227. Zy ontvangen by hunne aanstelling van het vertegenwoordigend ligchaam eene instructie inhoudende eene aanwyzing van derzelver onderscheiden werkzaamheden onder de behoorlyke verantwoordelykheid aan hetzelve.

228. Tot derzelver werkzaamheden behoort:
a. Het houden van algemeene boeken, zoo van alle lands inkomsten uit de maandstaaten en boeken der ontvangers en andere comptabelen, als van alle de uitgaven, waarvan de ordonnantien door hen moeten worden geregistreerd en geäpprobeerd.
b. Het nagaan en sluiten van alle de rekeningen zoo der nationaale tresorie, als der nationaale ontvangers en financiëele ambtenaaren en comptabelen en het onderzoeken van alle bescheiden daartoe betreklyk.
c. Het onderzoeken en liquideeren van alle declaratiën, welke ten laste der republiek worden ingezonden.
d. De zorg dat omtrent dezelven de vastgestelde orders en wetten stiptlyk worden nagekomen en door geen departement van uitvoerend bestuur meerdere ordonnantien worden afgegeven, dan de sommen bedragen aan elk derzelven by de wet en by goedgekeurde begrootingen toegestaan, als mede dat de form by art. 224 bepaald behoorlyk worde in acht genomen.
Het een of ander vereischte aan eenige ordonnantie ontbrekende, zende commissarissen der nationaale reekening dezelve overwyld aan het departement van waar dezelve komt te rug.
Zy, die niet berusten in de loquateurs of royementen dezer commissarissen vervoegen zich by het vertegenwoordigend ligchaam.
e. Het kennis geven aan het vertegenwoordigend ligchaam van alle misslagen, wangedragingen en andere verantwoording vorderende omstandigheden welke ter hunner kennisse komen.
f. Het voordragen van nuttige financieele verbeteringen of bezuinigingen aan het vertegenwoordigend ligchaam en het geven op deszelfs vordering van nodige berigten of consideratien ten aanzien van alle onderwerpen tot hunnen post betreklyk.

229. Zy kunnen echter ten aanzien van art. 228 lett. b. en c. zoodanige uitzonderingen maken als zy uit hoofde der kleene aangelegenheid van de reekeningen der comptabelen of uit hoofde van het gering beloop der declaratien zullen nodig oordeelen.

230. De aard en sommen der door hen gesloten reekeningen en geliquideerde declaratien worden jaarlyks door den druk gemeen gemaakt, benevens zoodanige aanmerkingen, aanklagten en voorstellen als zonder nadeel der nationaale belangen, kunnen worden bekend gemaakt.

 

 

Acte van staatsregeling 1798 (7)

TITUL VII.

Van de buitenlandsche bezittingen en coloniën der republiek en van derzelver bestuur hier te lande

231. De betrekkingen der buitenlandsche bezittingen en coloniën van de Bataafsche republiek ende beide Indiën tot het moederland zullen op de thands nog plaats hebbende voet blyven tot dat de vertegenwoordigende vergadering op voorstel van het uitvoerend bewind daaromtrend zoodanige schikkingen zal hebben gemaakt, als zy ter bevordering van het algemeen belang oordeelen zal behooren.

232. Het bestuur over de bezittingen in Asia, mitsgaders over de coloniën in Amerika en de bezittingen op de kust van Guinea zal worden opgedragen aan twee onderscheiden raaden, welken ieder geheel afzonderlyk zullen werken. Het eene zal worden genoemd de raad der Asiatische bezittingen en etablissementen, het andere de raad der Amerikaanse coloniën en bezittingen.

233. De raad der Asiatische bezittingen en etablissementen zal uit negen en die der Amerikaansche coloniën en bezittingen uit vyf leden bestaan.

234. Beide raaden zullen verantwoordelyk en ondergeschikt zyn aan het uitvoerend bewind. De aanstelling en afstelling der leden zal door hetzelve geschieden.

235. Ieder lid van een der beide raaden geniet eene jaarwedde van vier-duizend guldens.

236. De vertegenwordigende vergadering zal op voorstel van het uitvoerend bewind voor de beide raaden vaststellen eene uitgebreide instructie naar welker zy moeten handelen en de jaarwedden der secretarissen, ontvangers en fiskaals bepaalen.

237. Ieder der raaden zal aanstellen eenen secretaris, ontvanger en fiskaal en wel onder eenen bepaalde instructie voor derzelver benoeming aan het uitvoerend bewind voortedragen.

238. De leden, secretarissen, ontvanger en fiskaal van beide raaden mogen aan elkanderen niet bestaan tot in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.

239. De leden, secretarissen, ontvangers en fiskaals mogen noch rechtstreeks noch van ter zyde op eenigerhande wyze in eenigen koophandel betrokken, geene eigenaars van plantagiën of gronden in de coloniën zyn, noch ook eenige andere ambten of bedieningen hoe ook genoemd waarnemen.

240. Het uitvoerend bewind zal op voorstel van ieder der beide raaden in de verdediging der coloniën voorzien door de nodige oorlogsschepen en andere noodwendigheden derwaarts te zenden en een benodigd getal troepen aldaar te onderhouden. Het zorgt insgelyks voor de rust in de bezittingen en coloniën en voor de verbetering van derzelver koophandel en landbouw.

241. Het uitvoerend bewind zal ieder jaar na de specifieke opgave die aan hetzelve door ieder der raaden zal moeten gedaan worden van de vertegenwoordigende vergadering de nodige gelden vragen zoo wel voor het onderhoud der gezegde bezittingen en coloniën als om in de soldyen, renten, pensioenen en andere noodwendigheden te voorzien.

242. Het uitvoerend bewind zal alle jaaren na van ieder der raaden reekening en verantwoording met overlegging van alle stukken en bescheiden daartoe behoorende, ontvangen te hebben aan de vertegenwoordigende vergadering verslag doen van de belangen der buitenlandsche bezittingen en coloniën geduurende het afgelopen jaar ontvangen en uitgegeven zyn, alsmede van den staat der zaken aldaar.
By aldien er een zuiver overschot na aftrek van hetgeen voor het volgend jaar nodig zal zyn, plaats heeft, zal hetzelve in de nationale kas gestort worden.
De rapporten, reekeningen en begrootingen in dit en het voorig artikel gemeld, zullen door den druk worden bekend gemaakt.

243. Het uitvoerend bewind zal op voordragt van ieder der raaden de aanstelling hebben van hooger ambtenaars in de buitenlandsche bezittingen en coloniën tot derzelver bestuur behoorende.

244. Ieder der raaden zal zorgen dat de troepen die zich in de colonien bevinden, wel behandeld, betaald en gekleed worden en voltallig blyven.

245. Ieder der raaden en de byzondere leden van dien zullen in geval van misdryf in derzelver bediening begaan voor een hoog nationaal geregtshof te regt gesteld worden.

246. De wyze waarop de republikeinsche beginselen in de bezittingen en coloniën der republiek geregeld zullen worden ingevoerd, word door de wet geregeld.


Over de Asiatische bezittingen en etablissementen.

247. De Bataafsche republiek neemt tot zich alle de bezittingen en eigendommen der gewezen Oost-Indische compagnie benevens derzelver schulden.
De octrooyen voormaals aan die compagnie verleend worden vernietigd.

248. De geïnteresseerden by en houders van actien in de gewezen Oost-Indische compagnie worden door de natie by wyze van afkoop schadeloos gesteld.

249. De Bataafsche republiek behoud voor als nog aan zich het vervoeren van allerlei goederen naar de Oost-Indiën die niet aan de handeldryvende ingezetenen zyn afgestaan, als mede den aanbreng der voordbrengselen van den grond aldaar herwaards, het aanvoeren van thee uit het ryk van China daaronder begrepen.
De raad zulks uitvoerende zal by voorraad handelen volgend den inhoud van het laatste octrooy aan het commite tot de zaken van den Oost-Indischen handel en bezittingen verleend met zoodanige verdere bepaalingen als by deze acte van staatsregeling zyn uitgedrukt tot zoo lang dat door het uitvoerend bewind op voorstel van den raad der Asiatische bezittingen aan het vertegenwoordigend ligchaam een nieuw charter aangeboden en door het laatste zal zyn bekragtigd.
De wet zal dit artikel kunnen veranderen of vernietigen naar maate het belang der Bataafsche republiek zulks zal vorderen.

250. De wet zal de inwendige staatsinrigting en de wyze van bediening der policie en justitie in elk dezer bezittingen en etablissementen regelen.


Over de West-Indische bezittingen en coloniën in Amerika en op de kust van Guinea.

251. Aan ieder de coloniën zal een nieuw constitutionëel charter gegeven worden. Dit charter zal de tegenwoordige belastingen doen ophouden en eene nieuwe wyze van vergoeding aan de republiek voor derzelver verleende bescherming vaststellen.

252. Het ontwerp van dat nieuwe charter zal door het uitvoerend bewind op voorstel van den raad der Amerikaanse coloniën aan de vergetenwoordigende vergadering ter bekrachtiging aangeboden worden.

253. De kosten voor het huishoudelyk bestuur der coloniën zullen door de inwooners zelven geregeld en betaald worden.

254. De wet zal bepaalen het getal en de magt der commissarissen welken het uitvoerend bewind in iedere colonie of bezitting zal kunnen zenden.

255. Alle onderscheiden kamers en departementen van den West-Indischen handel of hoe ook genoemd zyn vernietigd. Alle afzonderlyke coloniën worden terstond onder één algemeen bestuur gebragt en zy die zullen bewyzen door deze vereeniging benadeeld te zyn afgekogt.

 

 

Acte van staatsregeling 1798 (8)

TITUL VIII.

Van den regterlyke magt.

 

Eerste afdeeling.

Algemeene bepaalingen.

256. Geene regterlyke bediening word waargenomen dan door Bataafsche burgers die den vollen ouderdom van dertig jaaren bereikt hebben.
Buiten deze voorwaarde kan de wet nog andere bepaalingen in de keuse maaken.

257. In geen regtbank hebben leden of openbaare aanklaagers te gelyk zitting die aan elkanderen verstaan in de opklimmende en nederdaalende linie noch ook als broeders of als oom en neef, hetzy door bloedverwandtschap of huwelyk.

258. De leden van alle regtbanken zyn by hunne aftreding volgends de wet wederom ten zelfden tyde verkiesbaar.

259. Geen lid wordt afgezet dan om misdryf in zynen post begaan noch ook geschorst noch gevonnisd dan na een voorafgegaan decreet van beschuldiging.

260. Geen lid mengt zich in de uitoefening van wetgevende of uitvoerende magt of van policie. Het verhindert nimmer de uitvoering van eenige wet noch roept eenig ander lid voor zich ter verantwoording.
Het gezag van de regtbanken word door de wet bepaald.
In geval van geschil tusschen bewindvoerend of regterlyk gezag welk tot beiden de eene of andere zaak ter beslissing behoore, geschied de uitspraak door het vertegenwoordigend ligchaam.

261. In civile zaken is het regt van partyen om haare geschillen door bemiddelen van door haar zelven gekozen scheidsmannen af te doen, onschendbaar en derzelver uitspraak zonder hooger beroep tenzy partyen zich zulks uitdruklyk voorbehouden.

262. In crimineele vonnissen ten nadeele van den beschuldigde gewezen, word de misdaad naauwkeuriglyk uitgedrukt, op poene van nulliteit.

263. Geen regter of regtbank bereekent onder eenige voorwendsel of benaaming eenige kosten ten behoeve van zich zelven aan de geschilvoerende partyen.


Tweede afdeeling.

Van de vrederegters en derzelver byzitters, van de burgerlyke regtbanken, van de departementale geregtshoven, van de vierschaar over de misdryven der regters, van het hoog nationaal geregtshof en van de regtspleging over het volk van oorlog.

264. In elke gemeente is of zyn een of meer vrederegters. Derzelver getal is evenredig aan de bevolking.

265. Elke grondvergadering benoemt ten dien einde een persoon buiten zig by meerderheid van stemmen en geeft berigt van hare keus by biljet door den voorzitter en secretaris geteekend en verzegeld aan de raad der gemeente.

266. De raad der gemeente doet eene lyst der benoemde persoonen drukken, verminderd die by herhaalde stemming tot een drietal en volbrengt daaruit agt dagen daarna de gevorderde keus.

267. Wanneer eenig benoemd persoon de volstrekte meerderheid van stemmen der grondvergaderingen heeft word deze keus door den raad bekragtigd.

268. Aan ieder vrederegter worden op vordering van wederzydsche partyen twee byzitters toegevoegd.

269. De byzitters worden benoemd door de grondvergaderingen en wel door ieder een. De lyst derzelven wordt door den raad der gemeente ten spoedigsten openlyk bekend gemaakt.

270. Vrederegters en byzitters worden voor den tyd van twee jaaren gekozen doch zyn wederom verkiesbaar.

271. Uit de algemeene lyst der byzitters van partyen bevoegd ieder een naar hun welgevallen te kiezen.

272. De wet bepaalt de voorwerpen waarover de vrederegters hetzy met of zonder hunnen byzitters ook met of zonder hooger beroep uitspraak doen.

273. Het staat niemand vry eenig twistgeding aantevangen zonder zig alvoorens tot den vrederegter te hebben vervoegd.
Zo de vrederegter hen niet kan bevredigen, verwyst hy hen by schriftelyke acte naar de burgerlyke regtbank met overlegging der daartoe behoorende stukken door beide partyen onderteekend.

274. Geene practisyns noch derzelver instructoire schriftuuren voor zoo verr’ zy geene bewysstukken behelzen worden door den vrederegter met of zonder byzitters toegelaten.

275. De wet bepaalt de ambtsverrigtingen en de jaarwedden der vrederregters als mede op welke wyze zy de zaken voor hen gebragt hebben te instrueren.

276. In elk departement bestaan burgerlyke regtbanken.

277. Derzelver aantal en werkzaamheden zoodanig als het gerief der ingezetenen ter bekominge van goed regt vordert gelyk mede het aantal van leden en de wyze van keus door de grondvergaderingen worden door de wet bepaald.

278. Ieder departementaal bestuur benoemt op instructie van het uitvoerend bewind in de verschillende gemeenten van deszelfs departement het benoodigd aantal van schouten crimineel met derzelver dienaars.

279. Voor elk departement bestaat een departementaal geregtshof ter behandeling zoowel van crimineele als van civile zaken, volgends instructie door het vertegenwoordigend ligchaam vervaardigd.

280. Hetzelve is zaamgesteld uit tien leden waarvan vyf tot de crimineele en vyf tot de civile zaken byzonderlyk werkzaam zyn.

281. Het uitvoerend bewind stelt by elk dier geregtshoven eenen commissaris gelast om te waaken voor de uitvoering der wetten en derzelver form gelyk mede eenen openbare aanklaager in crimineele gevallen.

282. By deze geregtshoven diende de civile zaken alleen in geval van hooger beroep.

283. Ieder dezer geregtshoven vonnist by uitsluiting over alle misdaaden in derzelver departement begaan over welken de wet hetzy infamie of lyfstraf bepaalt waaronder byzonderlyk behooren alle fraudes en contraventiën door ingezetenen van het departement ten nadeele van ’s lands middelen gepleegd.

284. Dezelve doen al mede uitspraak over alle misdryven door alle leden van eenig administratief bestuur of ook door de ondergeschikte financiëele ambtenaars in de departementen en gemeenten in derzelver posten begaan.

285. In geval eener gevorderde revisie van een vonnis door zoodanig geregtshof gewezen wordt dezelve opgedragen aan adjuncten reviseurs uit de naastby gelegen departementaale geregtshoven te benoemen.
Derzelver getal zal evenredig zyn aan dat van hun die het vonnis hebben uitgebragt.

286. De wet bepaalt de wyze van benoeming, den tyd van aftreding, de werkzaamheden, met derzelver splitsing en de jaarwedden van alle leden tot de departementaale geregtshoven behoorende.

287. De wet bepaalt insgelyks de aanstelling der nodige ministers by ieder dezer hoven onder bepaalde instructiën.

288. In geval van verzuim of misdryf door een regter of regtbank in de uitvoering der wetten of derzelver form begaan geeft de commissaris by dat departementaal geregtshof, waaronder die regter of regtbank behoort daarvan terstond kennis aan den agent van justitie.

289. In het eerste geval proogt de agent van justitie denzelven regter of regtbank door nadrukkelyke instantiën tot derzelver pligt te overreeden.

290. In geval van misdryf schorst de voornoemde agent het vonnis en draagt zyne aanklagt voor aan het vertegenwoordigend ligchaam met eisch van regtsvervolging.

291. Het vertegenwoordigend ligchaam volmagtigt alsdan den gemelden agent om ten dien einden byéénteroepen de vierschaar over de misdryven der regters in hunnen post begaan.

292. Deze vierschaar is zamengesteld uit den voorn. agent als aanklaager en vyf leden uit de vyf departementaale geregtshoven daartoe by tourbeurt dier hoven en by loting van derzelver leden te verkiezen.
By de daarstelling der departementaale geregtshoven zal daartoe een rooster gemaakt worden.

293. De gedaane aanklagt tegen den regter of regtbank door dezelve vierschaar wordende bekragtigd, vernietigd zy alsdan het vonnis tegen de wet of derzelver form geveld en verwyst den regter tot de straf by de wet bepaald.

294. Het hoog nationaal geregtshof bestaat alleenlyk in de gevallen by de wet bepaald, byzonderlyk om uitspraak te doen over misdryven door leden van het vertegenwoordigend ligchaam of van het uitvoerend bewind, dezelfs agenten, commissarissen der nationaale rekening, door ministers dezer republiek en derzelver secretarissen by buitenlandsche mogendheden of door secretarissen van ambassade in de waarneming hunner posten begaan.
Deszelfs samenroeping geschied door het uitvoerend bewind op last van het vertegenwoordigend ligchaam.

295. Hetzelve is zaamgesteld uit leden der departementaale geregtshoven.
Uit ieder dezer hoven worden by loting drie leden gekozen om als regters te handelen.
Uit deze aldus gekozen vierentwintig regters kan zoo wel de beschuldigde, als beschuldiger agt derzelver weigeren zonder redegeving.
De redenen van weigering tegen de overige regters aangevoerd worden beoordeeld door zoodanig departementaal geregtshof als beschuldigde of beschuldiger zal benoemen. Aan deszelfs uitspraak zullen zy zig onderwerpen. De redenen gegrond worden geoordeeld worden de plaatsen dier geweigerde leden by loting vervuld zonder de weigering te herhaalen.
Onder de zestien regters die alzoo zyn toegelaten geschied eene uitloting van vier leden.
De overige twaalf regters vormen alsoo het hoog nationaal geregtshof.
Uit dit getal word by loting één derzelven tot openbaare aanklaager benoemd.
De overige elf regters verkiezen uit hun midden eenen voorzitter.
De wet bepaalt de belofte en andere voorbereidselen tot deze zitting behoorende.

296.Dit geregtshof vergadert niet dan nadat het vertegenwoordigend ligchaam een decreet van beschuldiging genomen heeft.

297. Het vertegenwoordigend ligchaam bepaalt al mede de plaats alwaar dit geregtshof zyne zitting zal houden. Deze plaats moet ten minsten tien uuren van het verblyf des vertegenwoordigend ligchaams verwyderd zyn.

298. Het volk van oorlog blyft zonder onderscheiding van rang in alle civile zaken en voords in commune delicten alleenlyk onderworpen aan den burgerlyken regter.

299. Zoodanige feiten echter die in den dienst en door den krygsman alleen kunnen worden bedreven, worden aan garnizoenskrygsraaden verwezen, die op confessie vonnis wyzen, zonder hoger beroep.
De wet zal nader bepaalen de gevallen op welke deze regel toepasselyk zy.
Het reglement van krygstugt (art. 117) bepaald derzelver samenstelling, vooral ten aanzien der auditeuren militair en fiskaals.

300. In tyd van vrede kan in crimineele gevallen een herziening der vonnissen van genoemde garnizoenskrygsraaden gevorderd worden om te beoordeelen of de straf by wet bepaald naar behooren is toegepast.
In dat geval dienen de vyf oudste hoofdofficieren van de brigade en de naastbyzynde auditeur-militair mids niet in dezelfde zaak by den krygsraad gediend hebbende.

301. In militaire vonnissen door de garnizoenskrygsraad zonder confessie geslagen zal een hooger beroep zyn op eene hooge vierschaar.
Dezelfde zal bestaan in vyf officieren en een fiskaal.
De wet bepaalt in dit geval de werkzaamheden van den agent van oorlog en de betrekkingen van den fiskaal en der auditeurs-militair, gelyk mede de wyze van zamenstelling dezer vierschaar.

302. Eene gelykzoortige vorming en werking van krygsraaden heeft plaats ten aanzien der mariniers zoodra zy zig aan boord van ’s lands schepen bevinden.
De wet maakt ook ten dezen opzigte zoortgelyke bepaalingen als in art. 300 tot 302 zyn uitgedrukt.

303. De nieuwe vorming der in dezen titul omschreven regterlyke magt zal haaren aanvang nemen binnen eene maand na de eerste zitting van het vertegenwoordigend ligchaam.
Het wetboek van burgerlyke en lyfstraffelyke wetten (art. 28, bladz. 4) zal echter in de form dezer inrigtingen zoodanige veranderingen mogen maken als tot veiligheid van den staat en gerief der ingezetenen in de tyd zal noodig geoordeeld worden.

 

Acte van staatsregeling 1798 (9)

Titul IX

Over den staatkundigen invloed des volks op de staatsregeling

304. Tot op het einde van het jaar 1803 der gemeene Tijdrekening, kan ‘er geenerlei verandering in de Staatsregeling gemaakt worden.

305. Met den aanvang van het jaar 1804, zal ‘er eene herziening van dezelve plaats hebben.

306. Tot dat einde zal werkzaam zijn eene Commissie van Herziening, bestaande uit zoo veele Leden, als ‘er tagtig duizendtallen Zielen in de Bataafsche Republiek gevonden worden, en gekozen door de Grond- en Districts-Vergaderingen, op den tijd en de wijze bepaald, bij het Reglement lett. e.

307. Vervolgends, kan ‘er, van vijf tot vijf jaaren, eene nieuwe Herziening der Staatsregeling plaats hebben, op de wijze, bij hetzelfde Reglement vastgesteld.

308.  Behalven op deze, bij de Staatsregeling vastgestelde, tijdstippen en wijze, en zonder den uitgedrukten wil des Volks, kan dezelve, nimmer, wettiglijk worden veranderd.

 

naar boven |